Amersfoort (voorde = doorwaadbare plaats; Amer = Eem) is ontstaan op de plaats, waar omstreeks 't jaar 1000 de ‘weg’ tussen de bisschopssteden Utrecht en Deventer het riviertje de Amer op een doorwaadbare plaats kruiste. Bij die doorwaadbare plaats hebben zich op den duur waarschijnlijk enige mensen gevestigd (een herbergier, een hoefsmid, enige boeren etc.) en op den duur is, waarschijnlijk ook onder de bescherming van een nabijgelegen kasteel (waaraan namen als ‘Den Hof’ en ‘De Vijver’ nog herinneren) daar een gehucht, later een dorp en op den duur een ommuurde stad ontstaan.
Men kan nu logisch redenerend nagaan waar, op de kaart, die voorde moet zijn geweest. Ook ziet men dan welk kerkje het oudste zal zijn.
2.
Van 14 cm boven de slot-M van Amisfurtum tot 20 cm boven de F loopt een kaarsrecht stuk beek.
Wanneer men nu weet dat oorspronkelijk de beken 6 cm boven de I samenvloeiden, tot welke conclusie komt men dan voor dat kaarsrechte stuk beek?
3.
Tussen stad en platteland is economische wisselwerking: de boeren verkopen in de stad hun producten en kopen er werktuigen en die levensmiddelen, die ze zelf niet produceren. Uit welke namen blijkt dat dit ook in Amersfoort het geval was?
4.
In de loop der jaren heeft Amersfoort zich uitgebreid. Hoe is dit op de kaart te zien en welke bewijzen zijn er voor te geven?
[pagina 88]
[p. 88]
5.
In de ‘Cronyk van S. Aagten Convent’ wordt onder 1495 gesproken over een ‘groote moortbrand’. Men kan op de kaart precies nagaan hoe de brand over de stad heen sloeg. Wanneer men een stuk papier uitknipt ter grootte van de brand en daarmee de kaart bedekt krijgt men een beeld van de verwoesting die zo'n brand te weeg bracht. Welk gedeelte is in ieder geval toen gespaard gebleven en waardoor?
6.
Dezelfde handeling en vraag over de brand van het jaar 1520. Hoe was de wind bij die brand?
7.
Welke kloosters had Amersfoort behalve S. Aechten? In welk stadsdeel komen ze niet voor en hoe zou dat komen?
8.
Waaruit blijkt dat binnen de stadsmuren nog veel boerenbedrijf was? In welk stadsgedeelte echter niet?
9.
Uit welke straatnaam blijkt dat het plaveisel, zelfs in hoofdstraten, vroeger nog veel te wensen overliet?
10.
In de Cronyk wordt onder 1483 vermeld dat bisschop David van Bourgondië in Amersfoort gevangen heeft gezeten. Dit was in 't Observantenklooster. Welke naam in de buurt daarvan herinnert aan hem?
11.
Hoeveel molens staan er op de kaart en waar? Waaruit blijkt dat op 't moment van tekening die molens in geen geval alle tegelijk aan 't malen waren?
12.
Welk deel van de dag (ochtend, middag of avond) is het volgens de tekening? Waaraan is dat duidelijk te zien? Klopt dit met de tijd op de torenklok?
13.
Waar bevinden zich blekerijen? Waar zouden de ‘galgjes’ voor dienen die zich daarbij bevinden? Waar zijn nog meer van die galgjes? En waar zouden die zo al voor kunnen dienen?
14.
Waar staan kanonnen opgesteld?
15.
Er is in Amersfoort een straat die 't Zand heet. Dat is een gedempt stuk singel. Waar is het?
[pagina *1]
[p. *1]
Behoorende bij: F. Boerwinkel. Cronyk van Sint Aagten Convent.