Jane dient hier eveneens om haar soort te verklaren; vandaar deze onmogelijke instructieles van Jane aan Celly: ‘Maar aan je ontwikkeling moet nog alles gedaan worden. Dansen kun je zeker ook niet? Dat kan ik me begrijpen. Buiten bij tantes opgevoed. Ganzen en varkens gehoed zeker. Als het langer geduurd had braaf getrouwd, kinderen gekregen, veel kinderen gekregen, door den man afgebeuld. Met dertig jaren oud, niks van het leven gezien, een doetje, alleen maar goed om spoedig begraven te worden... Kind, kind, wees blij, dat ik op je weg gekomen ben. Van mij kun je leeren wat beschaving is!’ Lessen in charleston! Kan het onhandiger, onmenschkundiger? Zoo misbruiken schrijvers in hun typeeringsnood hun modellen. Voor het overige heeft dit verhaaltje van rijke, verwende sportmeisjes, behaagzieke scharreltjes en ijdele, welgekleede jongelieden weinig samenhang bovendien. Een verhaal over onbeduidende menschen hoeft daarom zelf niet onbeduidend te zijn; hier is dat echter het geval. Er zijn meermalen waarnemingsdétails te waardeeren, maar wat een kansen laat de schrijver zich ontgaan. De gesmade Vicki Baum heeft zulke milieus en mentaliteit onvergelijkelijk beter getypeerd. Wat zou deze gemaakt hebben van dat kleine paardrijdstertje en haar leed om het voorgoed geschonden mooie gezichtje, een tragisch motief voor een romanschrijver: een mooie vrouw die alles wat zij bezit, haar schoonheid, verliest. En wat zou Carl van Vechten, de schrijver van ‘Niggerheaven’ wellicht gemaakt hebben van het visioen van de negers in hun ballingschap. Het hier beschreven milieu is merkwaardig genoeg, en bij ons nog nooit afdoende getypeerd, want met de enkele demonstratie van hartelooze genotzucht komt men voor de karakteristiek van die duizenden schijnbaar eendere doch elk weer individueel genuanceerde pretjagende menschentypes niet klaar. De innerlijke achtergrond van een leeg leven duidelijk te maken, is een ontzaglijk moeilijke taak
voor een schrijver. Meer dan een vage schets der uiterlijke omtrekken vindt men hier niet. Van Wessems boek is als karakteristiek van bepaalde milieus, mentaliteit en karakters ten eenenmale onvoldoende. Dat in sommige milieus alle remmen, ik bedoel niet de officiëele, de moreele maar de eenige die men tenslotte erkennen kan, de innerlijke, de mannelijke en vrouwelijke trots, volkomen hun kracht verloren hebben, daar brengt deze roman de primeur niet van. Zijn kracht moest hij ontleenen aan de uitbeelding en die faalt geheel. Celly is de eenige, wier karakter wat vaster omlijnd en aannemelijker wordt, maar de geschiedenis van haar ondergang, hoe zij in de draaikolk van het mondaine leven omkomt, wordt evenmin duidelijk. Buitendien doet dit boek aan de leeghoofdige, gedachtenloos levende wezens,