Critisch Bulletin. Jaargang 2
(1931)– [tijdschrift] Critisch Bulletin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Dichterlijke aardrijkskunde van EuropaGeorges Duhamel, Géographie cordiale de l'Europe
| |
[pagina 172]
| |
tegenstrijdige redenen opgeeft, waarom hij indertijd met een zwart, en niet met een wit zeil thuis kwam: hij wilde zijn vader niet al te hevig verrassen, want men sterft, niet waar, soms van plotselinge vreugde? - en eigenlijk was er geen wit goed meer aan boord - en nog eigenlijker herinnerde hij zich de afspraak niet duidelijk genoeg. En ik voel weer, met hem, dat er een Oostersch element is in de Grieksche wereld - al zie ik Griekenland over het geheel toch als Westerscher en mooier dan Duhamel het voorstelt, die, toen hij er reisde, wel in een zeer blijkbaar slecht humeur verkeerde! Maar ook Amerika... Behoeft men er geweest te zijn om uit de enkele voorbeelden die Duhamel ook hier weer noemt te begrijpen dat een waar Europeaan er niet gemakkelijk ademt? En Finland: ik waan haast, het bezocht te hebben, als ik denk aan sledetochten door de sneeuw die Duhamel hier evoceert, aan het grauwe water van zee en rivieren, aan de heldere kleuren der huizen, aan de slanke, geletterde boer, aan de naam Lyytikäinen. Op Amerika komt hij terug omdat hij aangevallen is wegens zijn Scènes de la vie future. Ik erken natuurlijk het goede ook daar, verklaart hij met nadruk, en ik heb niet een gansche natie willen verdoemen; maar ik had sinds lang het voornemen, de wereld te waarschuwen voor het gevaar waarmee een zeker soort van steeds toenemende wanbeschaving haar bedreigt, en kan ik het helpen dat Amerika mij in dezen gelegenheid tot een aanschouwelijk betoog verschafte? Dit verweer - een van zijn mooiste prozastukken - geeft hem tevens aanleiding om van zijn jeugdGa naar voetnoot1) te verhalen, van zijn eerste reizen, van zijn streven om, bij alle natuurlijke en vaste voorliefde voor het eigen land, toch mede te werken aan de langzame schepping van een Europa. Daarvoor reist hij... Men ziet het: ook hij heeft zijn bedoeling; maar ze vloeit rechtstreeks uit zijn dichtersaard voort. Bij alles is deze het eerst en het sterkst aan het woord. Zoo peinst hij over zijn Salavin-figuur terwijl hij op de Akropolis zit; zoo drijft hem een verlangen naar poëzie in de richting van Finland - prachtige passage, waar een blijkbaar gewilde dissonant zich bewonderenswaardig oplost! - zoo is overal zijn eigen zielservaring hem de hoofdzaak. Deze zielservaring te kennen is voor een ieder van uitnemend belang. Duhamel, die al het nieuwe in zich opneemt om het te doorleven, weigert niettemin het geheel en al en definitief te aanvaarden. | |
[pagina 173]
| |
Auto-rijden doet hij misschien meer nog dan de meesten - maar zijn telkens uitgesproken haat tegen auto's is zoo opvallend, dat de lezer een glimlach - een vriendschappelijke glimlach - somtijds niet kan weerhouden. Duhamel kent Freud en zijn ideeën - maar hij noemt hem ‘een vermaard en vernuftig waanzinnige’. Nooit, geloof ik, gebruikt hij een nieuwe technische vinding zonder te bedenken dat het misschien beter geweest was, als de wereld er buiten gekund had. Kortom, het rijk en bewegelijk gemoedsleven van Duhamel is aan de moderne wereld niet volkomen aangepast. Hij noemt die wereld grof en voor een goed deel verdwaasd; zij zal hèm misschien somtijds wat ouwelijk vinden. Het is echter niet twijfelachtig of Duhamel vertegenwoordigt in dezen het levend beginsel - terwijl hetgeen hij in onze wereld veroordeelt de overheersching van het automatische is. Welk van beide synoniem is met ware jeugd - ook dat kan niemand die wèl denkt op den duur twijfelachtig schijnen. J. Tielrooy |
|