Novellen van Lode Zielens
Lode Zielens, De roep
Het Kompas, Mechelen. De Spieghel, Amsterdam
De literatuur van Lode Zielens behoort tot het sympathiekste van wat tegenwoordig in Vlaanderen verschijnt. Zij neemt vooral in door haar grooten eenvoud, haar ongekunsteldheid, haar oprechtheid. Zijn personages zijn geteekend naar het levend model. Gij kunt ze bewonderen of verfoeien, maar gij kunt ze niet voorbij kijken, want zij zijn zoo echt, dat ze zich gelijk het leven zelf aan uw belangstelling opdringen. Bij de typeering van die personages legt de schrijver een groote eerlijkheid aan den dag. Nooit zal hij zich laten verleiden om te verbloemen of te verdoezelen. Hij heeft een heiligen eerbied voor de brutale werkelijkheid en dat maakt zijn grootste sterkte uit. Niet dat hij zich zou vermeien in een goedkoop en aftandsch naturalisme; in deze drie novellen glijdt hij vluchtig heen over pijnlijke details. Maar niets ter wereld zal er hem toe brengen een personage mooier of anders voor te stellen dan de werkelijkheid hem heeft geleerd. Gelijk zij staan in het leven, met hun hoogten en laagten, geeft hij ze weer: grootsch in hun beperktheid, beperkt in hun grootschheid, onvolmaakt, maar menschelijk.
Deze eigenaardige kenmerken van Zielens' methode zijn het sterkst uitgesproken in de eerste dezer drie novellen: Antoinette, onze moeder. Met schroomvalligheid heeft hij nagegaan wat hij kon en moest zeggen om rechtvaardig te zijn tegenover elk der hoofdpersonen. Van hem moet gij niet verwachten dat hij absolute typen zal uitbeelden, gelijk Balzac dat zou hebben gedaan. Zijn dronkaard is geen absolute dronkaard; hij heeft zijn goede oogenblikken. De kleine Antoinette is geen volmaakte engel. Naast den schoonen hartstocht die bloeit in deze kinderziel, tiert daar ook het onkruid van bekrompen vooringenomenheid. Niets van dat alles wordt ons onthouden. Zielens wil dat zijn menschen voor ons leven zooals ze zijn; niet op één enkel bepaald oogenblik, maar doorheen het wisselend bestaan van hun dagen; niet zooals een behendige verbeelding ze zou kunnen doen leven, maar zooals zij moeten leven, ingevolge de geheimzinnige drijfveeren, die zij in hun diepste binnenste verborgen houden.
Het is dit onvatbare mysterie van de menschelijke ziel, deze duizelingwekkende afgrond van mogelijkheden, die ons in Zielens' werk zoo geweldig bekoort. Dat men het ons niet ten kwade duide in verband hiermee een zoo ontzaglijken naam te noemen als dien van Dostojewski, maar het is aan den grooten Rus dat wij herhaaldelijk