Groningsche caricaturen.
G.W. van Vierssen trip, Mientje Watsinga in den heilstaat
Rotterdam 1930. W.L. en J. Brusse's Uitg. Mij N.V.
Deze roman van een deftige burgerdochter, die eens wijnhandelaars uit Groningen (kan het burgerdeftiger?), met socialistische bevliegingen, en dat nog wel aan het einde der negentiende eeuw, heeft de groote charme van verdienstelijke ‘ontspanningslectuur’ te zijn. Ontspanninslectuur, omdat het boek nooit diep is, geen enkel probleem raakt en nergens poogt om psychologisch verantwoord of stylistisch beeldend te zijn; verdienstelijk, omdat het grappige situaties schept, niet van ironie is ontbloot en aangenaam bezighoudt. Ook met litteratuur heeft het niets te maken. Ik zei reeds: het boek is nergens diep en raakt geen probleem. Deze burgerdochter, die dank zij een Don Juan-achtige onderwijzer, de ‘verdrukte klasse’ zal gaan redden, wordt niet door de auteur als kapstok gebruikt, om historische beschouwingen (desnoods aan de voet van de pagina met krantenuitknipsels gestaafd!) over socialisme en vrouwenbeweging aan op te hangen. Het is alleen maar Mientje: de politiek, zelfs de wijnzaak is maar bijkomstig; de deftigheid en de burgerij zijn integreerend. Neen, psychologie moet ge hier (wat een schatten van zielsproblemen waren hier te delven geweest) ook niet zoeken: Pa (van de wijn en ook van de jenever en de preferente aandeelen), Ma (Hélène!), Huibert (voorzien van artistiek puntbaardje, als deel van de Don Juan uitrusting), Scato Kindewier (de deus ex machina, sc. amicus ex Cuba), ze zijn allemaal caricatuur. Maar Vierssen Trip heeft voor zulke luchtige amusementsverhalen werkelijk wel aanleg. Het is, dunkt me, een graad beter dan de Sinclair.
Johan Theunisz