sprekken over luiers en geldzaken en kostschooltoestanden en de stommiteiten van Maarschalk Haig ‘taboo’ zijn. Driedubbel welkom daarom dit boek! Wie een man wil leeren kennen, een mensch gelijk wijzelf, zwak en sterk tegelijk, leze het; maar vooral de gedeelten die voor en na den oorlog vallen. Na den oorlog is hij afwisselend dichter, winkelier, professor in Engelsche literatuur aan de Universiteit te Caïro, en boekdrukker.
Dit is een boek om van te houden zooals men alleen maar van de meest oprechte biografieën houden kan (en waarom b.v. ‘Dichtung und Wahrheit’ ondanks zijn meesterlijke stijl na derde lezing eenvoudig niet meer te slikken is). Met een roman kan men zich eenzaam voelen; met een goedgeschreven levensbericht, zij het van een zendeling, een kermisreiziger (Cochran) of een Indianenopperhoofd (Chief Long Lance), nooit. Een biografie heeft een frischheid en intimiteit, die een roman nooit bereiken kan. Daar in een biografie alles door de oogen van den schrijver gezien wordt, en de bontste gebeurtenissen zich zoo natuurlijk mogelijk rond de centrale figuur groepeeren, terwijl de stijl alweer in het nauwste verband met de schrijvende persoonlijkheid staat, kan een biografie als harmonisch kunstwerk ver boven een roman uitsteken. Maar dit kan alleen, wanneer aan het leven zijn loop gelaten wordt, m.a.w. wanneer de schrijver volkomen eerlijk is. Er is niets waarover men zich zoo ergeren kan als over het retoucheeren van een zelfportret, hoe knap het ook gedaan wordt, en welk kunstwerk er ook te voorschijn komt. Daarom is ‘Wahrheit und Dichtung’ b.v. een bewonderenswaardig boek, maar tevens een mislukte biografie, en het boek van Graves een biografisch meesterwerk; omdat hij niet alleen een persoonlijkheid is, maar ook veel beleefd heeft, en argeloos tegenover het leven staat. Het eind van zijn boek is kenmerkend: ‘...Op drie en twintigjarigen leeftijd heb ik de meest gebruikelijke vertelseldaden begaan. Ik was geboren, ingewijd in een erkende godsdienst, had gereisd, leeren liegen, had een ongelukkige liefde gehad, was getrouwd, ten krijge getogen, had levens genomen, mijn geslacht voortgezet, de erkende godsdienst verworpen, was beroemd geworden, en gedood. Maar op vier en dertigjarigen leeftijd blijft mij nog veel te doen over. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit een ontdekkingsreis gedaan, ben nooit in een onderzeeboot geweest, evenmin
in een vliegtuig en in een gerechtshof (enkel maar in een kantongerecht wegens “het berijden van een voertuig, nader genaamd een fiets, niet voorzien van de voorgeschreven verlichting, te weten een achterlichtje”). Ik heb nooit een muziekinstrument leeren bespelen, ben nooit doodgehongerd, heb geen moorden begaan of verborgen schatten gevonden, aan tegennatuurlijke driften toegegeven, met