Schepping
Dat het middeleeuwse wereldbeeld in belangrijke mate bepaald wordt door de christelijke godsdienst blijkt duidelijk uit het tekstgedeelte in ECD dat gewijd is aan het scheppingsverhaal. Middeleeuwse teksten die het ontstaan van de wereld beschrijven ontlenen hun gegevens in de eerste plaats aan de Bijbel, met name Genesis 1-2:4. Daarnaast steunde men ook op het gezag van autoriteiten, zoals de kerkvaders die commentaren schreven op de zes scheppingsdagen. Zo'n commentaar wordt Hexameron genoemd (mv.: Hexamera < Gr. hex = zes; hemera = dagen).
De invloed van beide tradities is ook aanwijsbaar in onze tekst. Het eerste gedeelte (r.221-244) is gebaseerd op het scheppingsverhaal uit de Bijbel; het resterende gedeelte van dit hoofdstuk stelt problemen aan de orde die gebruikelijk zijn in de Hexameron-literatuur (r.245-260). In bijna alle Hexamera worden vragen besproken als: waarom deed God zes dagen over de schepping als Hij het ook in één dag of in één keer had gekund (r.251-254)? Hoe kon God de wereld in zes dagen scheppen als de tijd pas op de vierde dag (r.235-236) werd geschapen? Waarom heeft God eigenlijk de wereld geschapen (r.254-257)? Ook de manier waarop God de aarde geschapen heeft is een veelbesproken kwestie, die zowel antieke autoriteiten (bv. Plato) als kerkvaders (bv. Basilius, Ambrosius, Augustinus) heeft beziggehouden.
De opvatting die uit onze tekst naar voren komt, namelijk dat God de oerstof van zijn schepping in een oogwenk heeft geschapen en dat daarna aan deze ongedifferentiëerde (‘onbesatder’) oerstof vorm wordt gegeven (r.245-250) vertegenwoordigt slechts een van de vele standpunten hierover. De Latijnse kerkvader Augustinus bijvoorbeeld gaat ervan uit dat God bij de schepping van de oerstof (substantie) ook de uiteindelijke vorm van de schepping heeft vastgelegd. Ter verduidelijking van deze moeilijke kwestie gebruikt hij het beeld van het zaadje en de boom: net zoals in het zaadje de uiteindelijke vorm van de boom al is vastgelegd, zo is ook in de oerstof de vorm van de gehele schepping al in kiem aanwezig. Evenals Augustinus maakt de auteur van ECD gebruik van een vergelijking om deze theologische problematiek uit te leggen: hier wordt de oerstof vergeleken met een grote hoop deeg waaruit diverse broodsoorten worden gebakken!