Contour. Jaargang 1(1964-1965)– [tijdschrift] Contour– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 165] [p. 165] Maria de Groot Zes gedichten uit Amsterdams Getijdenboekje 1 Hij nam aarde en maakte mijn hand vijf vingers om te schrijven een palm met lijnen geheimtaal. Dat was het laatste wat hij van mij maakte. Toen vroeg ik de roeping en hij zei: noem mij. 2 Hij laat zijn liefde rusten waar ik het meest vrouw ben en ik ontspan mij in zijn omarming in zijn bescherming tegen de nacht. 3 Hij legt mij zijn handen op hij drijft zijn woord in mij hij wijkt niet van mijn zijde als allen slapen neemt hij mij nog en na de omarming wandelt hij met mij over nacht en ontij. [pagina 166] [p. 166] 4 Ik ben zijn tuin hij wiedt mij hij drenkt mij hij zaait mij vol bloemen en in de tijd van de oogst verzamelt hij mij om zich te voeden met mijn vruchten de geduldige de bezige die het vuil aan zijn handen niet acht. 5 Hij legde mij voor zich neer en kwam over mij kind bruid vrouw werd ik onder zijn handen hij zaaide het woord in mijn schoot zijn lichaam ben ik en hij is mijn lichaam dag en nacht duurt het feest van de eenwording tegen de dood. 6 Nu de kastanjeknoppen loskomen uit de takken en de zon weer schaduw slaat, zal ik mij reisvaardig maken de ongedragen mantel van de verlossing past om mijn schouders als het woord om mijn tong. Vorige Volgende