[Nummer 3]
contourlijnen
Is contour een overbodig tijdschrift? In een korte bespreking in Vrij Nederland van 31 december jl. meende A. Nuis van wel.
Hij zou gelijk hebben als waar was wat meer dan één oppervlakkig lezende recensent ons aanwrijft: dat we alleen maar ‘anti’ zijn. contour nr.1 bevatte uiteraard nogal wat polemiek; nr. 2 en dit nummer trouwens ook. We namen b.v. stelling tegen de lichtvaardige omzetting van een poëzie-praktijk in een poëzie-theorie van dogmatische allure; tegen de verwarring van de privé-persoon van een schrijver en zijn kreatief werk, waar we het onderscheid tussen persoon en persoonlijkheid tegenover stelden.
Waarom zou dat niet bestreden mogen worden? En als dit stellingnemen tegen iets al overbodig zou zijn, dan is het dat door de luiheid van al die recensenten-lezers die alleen maar signaleren en er niet op of tegen in gaan. Polemiek is pas vruchtbaar als zij beantwoord wordt.
Maar er is meer dat contour rechtvaardigt. Schrijfsters en schrijvers die in dit tijdschrift poëzie en proza publiceren, laten zien dat er een nieuwe generatie is (met een zeer ruime leeftijdsmarge), die tot vernieuwing op basis van het experiment èn de voorexperimentele traditie in staat is. Weliswaar komt die generatie ook elders wel aan het woord, maar in contour wordt zij gekoncentreerd en geruggesteund door een standpunt. Daarvoor heeft trouwens die polemiek de basis gelegd.
Voor degenen van wie in contour werk te lezen is, is schrijven niet een narcistisch zich buigen over de spiegel waarin alleen het eigen ik tot zijn recht kan komen, de eigen beperktheden het belangrijkste zijn, maar wel een bezigzijn met de mens (zijzelf èn alle anderen) in elke mogelijke situatie van zijn bestaan. En dan op een wijze die kommunikatie met die onmisbare ander die de lezer is, mogelijk maakt.
Daarom is contour niet een luxe maar een noodzaak.
redaktie