Contour. Jaargang 1(1964-1965)– [tijdschrift] Contour– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] [André Roemer] Icarus Behoudzucht deed mij kwetsbaar zijn en als een vogel in de regen mij ademloos verzetten tegen de dreiging van verdrinkingspijn. Toen gaven vleugels mij het sein dat hemelruimte mee ging wegen. Water en land hebben gezwegen, het zonlicht scheurde en werd klein. Ik ben voor altijd een verdachte en word in stilte zacht beklaagd, omdat ik door geen vrees vertraagd vertrouwend op mijn eigen krachten de duisternis niet af kon wachten en mij aan warmte heb gewaagd. André Roemer [pagina 49] [p. 49] Vol d'oiseau Gebondenheid vertoont zich op papier en laat vermoeden welk verval van kracht, verloop van spanning die ik samenbracht, mij vogelvrij verdwalen doet van hier. Sprong in de ruimte, door teveel aan vracht beperkt tot aanloop, poging en manier. En telkens toezien hoe, niet zonder zwier, de lucht de streep vertoont die ik bedacht. Dode grafiek, een afgestorven lijn die nuchter elk echec kan registreren als lichte neerslag van heel verre pijn die ik op dit moment wel kan verteren, maar vrezend dat noodweer nabij zal zijn aan elk vergeefs, verwachtingsvol proberen. André Roemer [pagina 50] [p. 50] Omwenteling Nu ieder uur een nieuwe dag zich meldt, ben ik met dromen telkens over tijd en raak bij duister haast onmerkbaar kwijt wat in het zonlicht als belangrijk geldt. Al hebben velen mij erom benijd, verwachtingen als zekerheid voorspeld, dat heeft mij niet zo nameloos ontsteld als nu dit donker dat het licht bestrijdt. Dit sein ik naar de aarde: zie, ik wacht met een verlangen, duidelijk omlijnd, de schemeringen van de laatste nacht, waarna de duisternis nog eenmaal kwijnt en aan de horizon, met jonge kracht, de laatste, nieuwe morgen mij verschijnt. André Roemer Vorige Volgende