[Nummer 2]
contourlijnen
De algemene reaktie op het eerste, essayistische nummer van contour was in de meeste gevallen een van afwachten. Deze houding, gekenmerkt door zinnen als ‘en nu maar kijken naar wat het werkelijk gaat worden’ is in zoverre onjuist dat zij de funktie van essay en kritiek onderschat. Niet alleen zijn beide voor ons een vereiste om ons blad een duidelijke plaats te geven op een literair strijdtoneel, wij pogen bovendien in dit nummer en de volgende langs de erin uitgestippelde contourlijnen verder te gaan.
Een poëzienummer dus. De mening van de redaktie ten aanzien van het huidige poëziebeeld is in het eerste nummer al duidelijk genoeg uit de doeken gedaan. De lezer moet niet verwachten, dat de opgenomen poëzie een uniform beeld zal vertonen. De contourlijnen hebben voldoende ruimte om alle dogmatisering te vermijden.
Wat wij stelden was voor ons een uitgangspunt. Geen theorie, maar een werkhypothese. Het gevolg hiervan is, dat deze poëzie naar de vorm sterk kontrasteert. Er zijn gedichten die niet zonder Vijftig zouden zijn ontstaan, en verzen waarin de traditie duidelijk doorwerkt, terwijl andere op beide voortbouwen. De inhoud van deze gedichten kan duidelijk onder een gemeenschappelijke noemer gebracht worden: de persoonlijkheid van de auteur, een noodzaak voor elk kunstwerk, is dan ook een voornaam kriterium voor de samenstelling van dit poëzienummer geweest.
redaktie