in veel gevallen tot een uiterste autonomie doorgevoerd. Dit leidde naar een onverstaanbare, hermetische poëzie, die een essentiëel aspekt aan de dichtkunst ontnam. Want is het gedicht niet een literair middel om wat de dichter wil zeggen aan de lezer over te brengen? Onverstaanbaarheid van woord en beeld achten wij een vlucht uit de dichterlijke werkelijkheid van de communicatie, en daarom verlangen wij van poëzie een op die communicatie gerichte funktionaliteit van beide. Kunst, ook de literaire, is een zaak van menselijk kontakt.
De eigen, onverwisselbare aard van woord en beeld wordt uitgemaakt door de dichterlijke persoonlijkheid, en tekenen daarvan zijn in vorm en inhoud van het gedicht onontbeerlijk. Dit betekent enerzijds een veroordeling van de onpersoonlijke poëzie van de velen die blindelings achter de Vijftigers aan zijn gaan lopen, maar ook van de nieuwste avant-gardistische modegril, van de opzettelijk onpersoonlijke poëzie van ‘objets trouvés’. Poëzie waaraan de persoonlijkheid ontbreekt of ontnomen wordt, is een uiting van een onvolwaardig dichterschap, dat de verantwoordelijkheid voor wat op het papier gezet wordt, afwijst en zo eigen onbeduidendheid propageert.
Dat Lucebert ooit geschreven heeft, dat hij trachtte ‘op poëtische wijze... de ruimte van het volledig leven tot uitdrukking te brengen’ schijnt sedertdien volkomen vergeten te zijn. Het leven wordt integendeel in thema's en motieven van de hedendaagse poëzie eerder versmald en beperkt. Men geeft het gedicht maar helemaal geen inhoud meer, of men vult het met wat futloze gevoelentjes van zelfbeklag, onvolwassenheid, kinderlijke onaangepastheid, in een ikjes-lyriek van de geborneerdste soort. Wij verlangen van de dichter een binding met, een houding tegenover een onbeperkte werkelijkheid. Of hij orde wil scheppen in een chaos, of hij orde tot chaos uiteen wil breken, of hij getuigen wil, profeteren, of hij gevoelens of waarnemingen weer wil geven, of zijn zintuigelijkheid wil laten gelden, daarvoor ligt de verantwoordelijkheid bij hem zelf. Maar hierbij zijn mogelijkheden, die door kortzichtige ‘modernisten’ zijn afgesloten en die wij willen heropenen, onder protest tegen de maniakale eenzijdigheid en onderwereldmentaliteit, waardoor bepaalde ondichters tegenwoordig proberen op te vallen.
De hoofdzaak van het bovenstaande kan, mutatis mutandis, op het Nederlandse proza toegepast worden. Na de laatste wereldoorlog zijn er enkele belangrijke prozaschrijvers aan het woord