[Deel 1]
[Vooraf]
Bij het doorbladeren van Van Vloten's Verzameling van Nederlandsche Prozastukken, 1229-1476, werd mijn aandacht getrokken door de niet minder dan dertig bladzijden druks dier bloemlezing innemende fragmenten van des Coninx Somme. Het kort en krachtig woord van aanbeveling, dat de verzamelaar er aan deed voorafgaan, maakte mijn belangstelling even zeer gaande, als de lezing der stukken zelf het verlangen bij mij wekte, eens nader met het interessante boek kennis te maken. De Haagsche bibliotheken, in het bezit van vier handschriften en eenige oude drukken, boden daartoe ruimschoots de gelegenheid. De belangstelling, die mannen als W. Moll en P. Meyer in het werk hadden getoond, versterkte mijn verlangen om, door in een nieuwe uitgave de eenmaal zoo gezochte Coninx Summe onder de aandacht van het Dietsch lezend publiek te brengen, datgene wat Van Vloten hier en daar uitlichtte, in zijn juiste verband te kunnen toonen; om zuiverder den tekst te bezorgen, dan de in dit opzicht te kort schietende uitgever had gedaan; om zooveel mogelijk alles bijeen te brengen, wat tot juist begrip en rechte waardeering er van was te vinden. Al is des Coninx Summe slechts een vertaling, van het grootste gedeelte onzer Middelnederlandsche letteren geldt immers hetzelfde, en vertalingen kunnen er naar wezen: deze hier kan opnieuw bewijzen tot welke hoogte het Dietsche proza was gestegen. Daarom, en als zedenschildering van een maatschappij, waarvan de onze zooveel heeft overgenomen, als staal eindelijk van wat geschikt werd geacht en, getuige de ruime verspreiding, geschikt is gebleken voor de groote menigte der vijftiende-eeuwsche beschaafde Nederlanders, is dit boek een document voor allen, die de geschiedenis van ons volk ook in andere dan in haar staatkundige betrekkingen wenschen te leeren kennen. De lezing van wat onze voorouders mooi vonden en goed, zal ons helpen bij het ons vormen van een voorstelling hoe zij
waren,
dachten en gevoelden.
Moest ik bij mijn studie opklimmen van het Dietsch tot het Fransche origineel, in deze inleiding, die de uitgave voorafgaat, zal het nuttig zijn af te dalen van het Fransch tot de Dietsche bewerking. Na een opsomming van de bronnen, waaruit ons de kennis van beide is toegekomen, zullen wij in een korte inhoudsbeschrijving aanduiden, wat het boek behelst, en dan, als eerste oriënteering op ons veld van onderzoek, datum en titel van het werk en den naam van den compilator, - d.w.z. den uitslag der door Franschen in die richting gedane nasporingen - weergeven. Van den compilator, want bij het