Nederlands, tenzij... Tweetaligheid in de geestes- en de gedrags- en maatschappijwetenschappen
(2003)–Anoniem Commissie Nederlands als wetenschapstaal– Auteursrechtelijk beschermdEen rapport van de Commissie Nederlands als wetenschapstaal
[pagina 7]
| |||||||
InleidingWie het nationale en internationale wetenschappelijke landschap van nu bekijkt, ziet dat de positie van het Nederlands als wetenschapstaal daarin steeds meer onder druk is komen te staan. Voor de natuurwetenschappen lijkt het pleit decennia geleden reeds te zijn beslecht; bijna alle belangrijke wetenschappelijke publicaties verschijnen in het Engels. Uiteraard wordt ook binnen de sociale en geesteswetenschappen het belang van internationalisering ingezien en daarvoor is een lingua franca nodig. Ook voor deze wetenschappen is dat vaak het Engels. Daarnaast is er echter nog steeds plaats voor het Nederlands als wetenschapstaal, al wordt de situatie onduidelijker. Is er sprake van een overgangsfase naar een volledige dominantie van het Engels? Blijft het Nederlands in deelterreinen van en bij specifieke benaderingen in deze disciplines een taal waarin wetenschappers willen en kunnen blijven publiceren? Of is er misschien zelfs een renaissance van het Nederlands als taal van wetenschap denkbaar? Over de toekomst van het Nederlands als wetenschapstaal werd binnen de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen al eerder gesproken. Op 9 mei 1994 organiseerde het bestuur van de Afdeling Letterkunde een discussiemiddag rond dit thema.Ga naar voetnoot1 Met name sprekers uit de hoek van de sociale en geesteswetenschappen benadrukten toen dat ook in de toekomst nog een plaats was weggelegd voor het Nederlands als taal van wetenschap. Er was wel enige bezorgdheid. De historicus E.H. Kossmann leek het bijvoorbeeld evident dat het Nederlands, zolang er een Nederlandse taal en cultuur bestaan, ook de taal is waarin Nederlandse historici voor een eigen publiek zullen moeten schrijven. Wat niet betekent dat ze het ook zullen doen, voegde hij daaraan toe.Ga naar voetnoot2 Het bestuur van de Afdeling Letterkunde achtte bij het begin van het nieuwe millennium de tijd rijp voor een duidelijk beeld van de ontstane situatie in de geesteswetenschappen en de gedrags- en maatschappijwetenschappen. Van diverse zijden wordt thans om een ondubbelzinnig standpunt gevraagd. Niet alleen de wetenschappers zelf maar ook de bestuurders van de instellingen van wetenschap hebben duidelijke aanbevelingen nodig. Het bestuur heeft om die reden een adviescommissie geïnstalleerd die zich moest buigen over de volgende vragen:
| |||||||
[pagina 8]
| |||||||
Deze ‘Commissie Nederlands als wetenschapstaal’ is als volgt samengesteld:
Om zicht te krijgen op de actuele positie van de Nederlandse taal in de wetenschappelijke communicatie heeft zij besloten voorafgaand aan de advisering enkele peilingen naar het taalgebruik in de geesteswetenschappen en de gedrags- en maatschappijwetenschappen te verrichten. Op dit gebied heerst slecht onderbouwde beeldvorming. De commissie heeft het niwi-knaw gevraagd te onderzoeken in hoeverre de verhouding tussen de door de bibliotheken aangeschafte Nederlandstalige en anderstalige wetenschappelijke publikaties is veranderd. Onder leiding van dr. P. Doorn verrichtte mw. M. van der Velde een kwantitatief onderzoek (data-onderzoek en bibliotheekinventarisatie van boeken, wetenschappelijke tijdschriften en dissertaties), waarbij de volgende peiljaren werden gehanteerd: 1950, 1960, 1970, 1980, 1990 en 2000. Het onderzoek beperkte zich tot vier representatieve vakgebieden: economie, geschiedenis, filosofie en sociologie. Ook was de commssie nieuwsgierig naar het aantal Nederlandse en niet-Nederlandse inaugurele redes, afscheidscolleges, dies- en vergelijkbare toespraken in de afgelopen vijftig jaar. Zij geven een beeld van de wetenschapsverspreiding onder een breder academisch publiek. De commissie heeft gebruik mogen maken van de collectie ‘Nederlandse Academische Cultuur in Europese context’, die is aangelegd door mw. M.C. Bruens-Mulder Dirks. Daarnaast hebben studenten van de Faculteit der Economische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht welke factoren nu en in de toekomst van invloed zijn of zullen zijn op de beslissing of wetenschappers in het Nederlands of in een andere taal publiceren. In het kader van hun praktijkstage hebben zij onder leiding van een staflid van de vakgroep Marktkunde en Marktonderzoek vragenlijsten verstuurd naar 1000 wetenschappers die werkzaam zijn in de alfa- en gammafaculteiten en enkele diepte-interviews gehouden. Een samenvatting van het onderzoek is te vinden op www.knaw.nl De commissie heeft bovendien adviezen ingewonnen bij de volgende externe deskundigen: prof. dr. L. Beheydt (Dutch Studies UL), mw. prof. dr. T. Dehue (hoogleraar Theorie en Geschiedenis van de Psychologie, RUG), prof. dr. F. Delmartino (K.U. Leuven), mw. drs. M.F. van den Bergh (College van Bestuur, UvA), prof. dr. Th. van Els (emeritus hoogleraar Toegepaste Taalwetenschap, KUN), dr. O. von der Gablentz(oud-ambassadeur van Duitsland), dr. C.R. Groeneboer (academisch adviseur van de Nederlandse Taalunie in Indonesië en lector Universitas Indonesië), J. van Hoorde (Nederlandse Taalunie), dr. L.G. Jansma (Fryske Akademy), Olle Josephson (The Swedish Language Council), prof. dr. A.J.F. Köbben (emeritus hoogleraar antropologie, UL), prof. dr. P. | |||||||
[pagina 9]
| |||||||
Nijkamp (voorzitter NWO), prof. dr. A.F.J. van Raan (Centre for Science and Technology Studies, UL), prof. dr. R. Salverda (University College London). In de rapportage en in het advies zal het in eerste instantie gaan over de wetenschappelijke communicatie in de landstaal, in dit geval het Nederlands, versus de wetenschappelijke communicatie in de lingua franca, in het huidige tijdsgewricht vooral het Engels. Deze taal zal daarom vaak als voorbeeld worden gebruikt. De commissie is zich ervan bewust dat in sommige disciplines de internationale gemeenschap bij voorkeur niet in het Engels communiceert, maar bijvoorbeeld in het Duits of het Frans. Dit advies beperkt zich nadrukkelijk tot de geesteswetenschappen en de gedrags- en maatschappijwetenschappen. De commissie is zich ervan bewust dat zij met dit advies slechts een eerste stap heeft gezet. Zij heeft het probleem gesignaleerd en geformuleerd en vraagt nu universiteitsbestuurders, NWO, VSNU en onderzoekers met de aanbevelingen aan de slag te gaan. Zij is van mening dat de komende jaren op verschillende beleidsniveaus maatregelen getroffen moeten worden. |
|