Columbus. Jaargang 1(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] [Hanno van Wagenvoorde: Gedichten] Het jaar Wij waren in de tijd der rode bramen, Maar zomer trok voorbij en wat ook ooit Te wintertijd verheugde is verdooid En kwijnde met de stervende cyclamen. Want al wat men eens roekloos mint wordt nooit Voorgoed behouden: lente aan de ramen Verwoei te vroeg, de herfstvogels ontkwamen In mist en hebben niets in ons voltooid. O, elk nieuw jaar bracht de getijden samen. En alles viel uiteen en werd vergooid Over de uren die ons medenamen, Met heel het lot waarin men is verstrooid, Het leven lang, zo doelloos en berooid En eenzaam bij de stervende cyclamen. Januari Het jaar begint behoedzaam neer te sneeuwen De stille mist der uren waait uiteen En pakt tesaam, zo ligt de vracht der eeuwen Over het lang geleden leven heen. Niemand herroept de tijd, zoals de meeuwen Kruisen over de toegevroren steên, Jagen wij samen met het hulploos schreeuwen En vinden de versneeuwde tijd alleen. Elk jaar begint hetzelfde, de sekonden Dwarrelen neer, o God ik heb gehoord, Dat gij ons in een eeuwigheid gezonden Hebt, maar de tijd raast om de wereld voort En de verworvenheden zijn ontbonden, Als al wat het verleden toebehoort. [pagina 159] [p. 159] De wind steekt op... De wind steekt op met donkere bazuinen Een ruiter draaft over de nacht en stuift De zwarte angsten uit over de kruinen Der zieke olmen, waar de herfst in huift. Een schaduw wankelt door de klamme tuinen En zoekt het eind, maar zijn gebaren schuift Verwaaid omhoog en flakkert langs het schuine Balkon, er is geen hand die wederwuift. Dit is de laatste nacht, dat men elkander Minde met alle vuren toegeslagen Over het hart, dat men heeft omgebracht. Het duister groeit rondom, en 't is een ander Geheim, waarheen dit uur ons zal vervagen. De wind steekt op, het is de laatste nacht. Buitenveldert Alleen de doden leven met de stilte Volmaakt en wachten heilig in de grond De tekens van opstanding, die de kilte Doortrekken zullen; - al wat men hervond Bij deze zerken is de roep die rond Gaat van verlangen en de oude wil te Heroovren wat men aan het zand afstond, Want slechts de doden leven met de stilte - Maar die elkander hier nog eens ontvingen, Zien dat het zonlicht op de muren stoot Van de kapel met bloeiende seringen. En dat de kleine bloemen bezig blijven Tot aan de dood verrukt, tot aan de dood Bezield hun vreugdetekens uit te schrijven. HANNO VAN WAGENVOORDE Vorige Volgende