Columbus. Jaargang 1
(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Stand van zakenAls typografische juweeltjes staan ze naast elkaar: de literaire tijdschriften; en zoals altijd klopt in Amsterdam het cultureel hart van Nederland. Daar valt Tosca en bloeit de literatuur. Daar decreteert men ‘de’ nieuwe nederlandse (in het prospectus: vaderlandse! Leve Koos Potgieter!) letterkunde, ‘de’ jongeren en ‘de’ jongste generatie. Daar wordt een idee van het ‘uur’ tot een bedrukt houtvrij vel der ‘eeuwigheid’. Twijfelt nog een jong nederlands dichter er aan of hij symbolist of romanticus is dan wel beide, sinds Koos Schuur hem dit ‘historisch’ aan de hand van een slecht literatuurlesje heeft bewezen? Essays behoren de essentie van een tijdschrift te zijn. Zij geven de grove lijnen aan, waarlangs de redactie de litteratuur zich ziet ontwikkelen. Want is het niet de taak van een tijdschrift richting en leiding te geven? Het verzamelen van versjes en verhaaltjes late men over aan bloemlezers (i.c. literatoren in een steriele periode) en schoolmeesters, die tenminste het voordeel geven, dat zij ons niet periodiek vervelen. Voor de redacteuren van ‘Het Woord’ bestaat er slechts éen richting in de moderne literatuur: de hunne. En daar zult ge met Uw vingers afblijven! Vanwaar dan echter de veelvuldigheid der Amsterdamse eruptie, wanneer wij in de medewerkerslijst van b.v. Proloog aantreffen: Adr. Morriën en Bertus Aafjes (redacteuren van Criterium), Hanno van Wagenvoorde (redacteur van Symbool), de gehele redactie van Het Woord (schrijven de heren voor die gelegenheid een andere ‘stijl’ dan die der ‘nieuwe nederlandse letterkunde’?). Werd ooit tevoren in Nederland een tijdschrift geopend machtelozer, hulpelozer en lavelozer dan het cultureel en literair tijdschrift van de jonge generatie ‘Proloog’? Is niet ieder woord in deze 1½ pagina omvattende inleiding een verontschuldiging, een compromis, een negatie, een vertoon van onbelangrijkheid? Men zal thans, heet het er ‘een vast en nauwkeurig omlijnde beginselverkaring moeilijk kunnen verwachten’ (curs. van mij, Pr.). Werd van een kind ooit een autobiographie tot z'n zestigste jaar verlangd? Gaf de ‘Nieuwe Gids’ bij zijn verschijnen in 1885 een overzicht van zijn beginselen, zoals die nu door literair-historici over dat tijdvak wordt gegeven? Omdat er geen eenheid van opvattingen bestaat (de denkbeelden zijn er natuurlijk, pas op! wij leven op een ‘culturele basis’) geeft Proloog | |
[pagina 100]
| |
een salto mortale, die in het vangnet eindigt. Met ‘Reeds te vaak heeft men in ons land jonge schrijvers willen vangen met oude en nieuwe “ismen”, heeft men met termen als vorm en persoonlijkheid “gevent”’, verwijst men Kloos, Marsman en Ter Braak naar de bodemloze afgrond der ‘Prinzipienreiter’. Dat Proloog zijn taak ziet ‘in het stimuleren’, is een herkauwing van iets dat misschien tijdens de bezetting gold, maar nu niet. Ook de jonge nederlandse schrijver heeft een directe taak, die moet worden vervuld in het léven, en niet in het ziekelijk debat met de broeders in Apollo, of de nacht met de hoer en de wijn (die meestal wel bier zal zijn). Een nuchter man, die zich per ongeluk op éen der jongerenbladen had geabonneerd, merkte terecht op: ‘Ik raad deze jonge Poëten een gezond huwelijk aan, of ieder ochtend een koud bad, en dan hard werken’. De alom tegenwoordige verslapping van de geest wil men ons voorzetten als ‘onafhankelijkheid, een niet gebonden zijn aan een bepaalde groep’, iets waarop men - god betere het - kan ‘bogen’! Men kan blìjven citeren uit deze inleiding, die is als een lijn met luiers, waaraan zelfs een doordringende geur ontbreekt (stonk het tenminste maar!), en die alleen opgehangen schijnt om frisse wind te lokken. De hemel zij dank ‘dat er een nieuwe romantische opbloei op komst is en dat er wèèr en nog altijd zuivere lyriek (curs. van mij. Pr.) geschreven wordt’ (O. Greshoff, hebt gij ooit uw gesel gehaald over het gezwam-in-de-ruimte?). Deze heren decreteren literatuur, maar wanneer ergens in het noorden een man (hij zij dan geen dichter) iets te zèggen heeft, wanneer hij durft te vechten voor een standpunt, dan wenden de jongeren èn van Proloog, èn van Het Woord, èn van Columbus zich eensgezind af, en de man op het podium staat alleen, en wordt hardnekkig doodgezwegen. Want in Amsterdam klopt het cultureel hart van Nederland......
JAN PRAAS | |
Wiedermeyer- Wij kennen geen gevoeligheden, zei mijn gids toen ik het hoofd stootte tegen een lage deuropening. - Hierheen!! - Deze deur is zo om ons klein te maken. Wanneer geslachten zich gebukt hebben naar dit deurformaat, zal de mens buigzamer, nederiger, kleiner zijn. Hierheen! Voor den Leider is er een speciale gang. Zelfs ik mag daar niet komen, en dan jij, jij!! Hij hoonlachte. We kwamen in een glazen kast met stalen meubels. Een geuniformeerde klerk maakte een diepe-kniebuiging. - Kameraad Wiedermeyer, stamelde hij. - Goeiendag, mompelde ik. | |
[pagina 101]
| |
- Hou allebei je bek, schreeuwde Wiedermeijer, en tot mij: - Kun je de beleefdheid niet in acht nemen? Je zult loonontvanger zijn. Voor een salarisontvanger heb je de kniebuiging te maken! Ik boog. - Kameraad Kröhner, sprak Wiedermeyer, breng hem - hier naar het loket voor de vrijwillige arbeid. Kröhner wierp het hoofd op de borst, sprong in een wijdbeense houding, klapte daarna de kothurnen samen en brulde: - Hierheen!! Ik werd in een wachtkamer gelaten waar een lange rij mensen stond. Over de grond liepen twee evenwijdige strepen, naar het loket, ongeveer een meter van elkaar. En ieder stond met elke voet op een der strepen. Ik maakte een diepe kniebuiging. Kröhner ging even weg. Iemand glimlachte en barstte dan uit in een hoestbui, zodat ik dacht dat hij niet geglimlacht had. - Ik dacht..., mompelde ik tegen den man die voor me stond. - Sst, fluisterde hij, - onder elkaar doen we dat niet, maar als er iemand by is, die... Plotseling rolde het loketluik open en mijn voorbuur stond weer stram. We wachtten lang en telkens viel het luik met een smak dicht. De man fluisterde, even nog: - Hier wordt voor je gedacht... Toen ik eindelijk aan de beurt was, zag ik achter het loket Wiedermeyer. - Wat moet je? vroeg hij. - Maar U hebt toch zelf?... - Hou je bek! (Hij zoog aan zijn sigaar). Je nummer! - Ik heb geen nummer, nòg geen n... - Hou je bek als je geen nummer hebt. En, man, je staat niet eens in het kaartsysteem! Niet-eens-in-het-kaartsysteem!! - Loket voor de inschrijving van den nieuwen staatsburger! Man, je bent nog niet eens herboren! Je hebt je niet vernieuwd! Het loket smakte dicht. Erboven was een gouden, omgekeerd V-teken aangebracht. Ik zocht naar het andere loket. Kröhner stond achter me: - De kamer hiernaast, snauwde hij, - de speciale kamer! De kamer ernaast was leeg. Er waren stalen meubels en een klein loket. Bescheiden klopte ik aan, en terwijl ik mijn diepe kniebuiging maakte, schoof het open en weer dicht, daar men mij over het hoofd zag. Ik herhaalde het kloppen. Achter het loket brulde iemand: - Overbelasting van de Staatsadministratie, sabotage, sabotage! Het loket ging open, erboven stond een omgekeerde V. - Wat? riep Wiedermeyer, - sta jij daar weer, jij schaduw van een embryo. - Ik wilde graag...., stamelde ik. | |
[pagina 102]
| |
- Hou je bek! Je hebt niets te willen! Hier wordt voor je gewild. Wat is je taak? - Ik... ik moet... de mensheid dienen... - Het is goed, zei Wiedermeyer, - dat je het niet zeker weet. - Eh, denkt U..., trachtte ik te vragen. - Hou je bek! Ja, ik denk, kom hier binnen door de zijdeur. Ik ging en boog. Wiedermeyer zat in een fauteuil en rookte. - Ik denk, ja, en ik denk dat je moet gaan zitten. Of nee, ga wijdbeens staan, dat zul je moeten leren hier. Hij wees op een omgekeerde V. - Zie, dat is het symbool van den Nieuwen, van den Wijdbeensen Mens. De superieure ruststand van ons blanke ras, van onze Nieuwe Maatschappij. Van heden aan maak ik je kameraad en salarisontvanger. Je ziet, hoe die twee lijnen daar symbolizeren, hoe de Opgang in één punt culmineert: de Geboorte van den Wijdbeensen Mens. Zoek in het kaartsysteem je nummer op. Ik denk voor je. Als je je nummer weet, ga dan aan het loket staan en roep me als er gedacht moet worden. Hij bedacht zich: - Kun je denken, kameraad? - Nee, kameraad, fluisterde ik en ik overwoog dat Wiedermeyer, Wiedermeyer... Hij grijnsde: - De Leider heeft een nieuwe secretaris nodig. Wiedermeyer nam de huistelefoon. - Mijn Leider, fluisterde hij, ik dènk dat ik hier een geschikte secretaris voor U heb. Plotseling scheen zijn verbinding verbroken. Wiedermeyer bloosde en schoot eensklaps recht. - Hou je bek! brulde hij, - eerste kamer rechts! En hij sprong wijdbeens. Ik zocht in het kaartsysteem een nummer op en melde me bij den Leider. Juist brachten twee ge-uniformeerde klerken een zwaargeboeiden mens weg. Ik klopte onder het V-teken. - Secretarissen eerste deur rechts! riep een stem. Toen ik binnenkwam en zonder op te zien een paar diepe-kniebuigingen maakte, sprak iemand: - Natuurlijk, de danseressen zullen de eersten zijn in onze Staat, daar zij de absolute wijdbeense stand halen. En tot mij: - Juist, kameraad secretaris, ginds liggen de spullen; neem maar op. Ik schreef: - Gezien de huidige stand van zaken en de vergevorderde wedergeboorte van den Nieuwen Mens, decreteren wij, dat ingaande heden de ge- | |
[pagina 103]
| |
bruikelijke loketstrepen 20 cm. verder uit elkaar komen te liggen en dat de niet voor ons bestemde deuren 5 cm. verlaagd worden. - Gedaan den 1. Febr. 1946, De Leider, plaats voor handtekening. - Hiervoor, vervolgde de Leider, - een halve bladzij. Typ dit uit en geef het me ter ondertekening. Ik legde mijn potlood neer en zag dat het Wiedermeyer was. Ik typte de brief links op een dubbel vel, en aan de rechterzyde boven: - Gedaan, De Leider, - Ik bood het stuk Wiedermeyer aan. - Juist, zei hij, - zeer juist. Dit is een zeer bruikbare verbetering, die bewijst dat je je hersens gebruikt, - je hersens, je hersens... - Neem op!! schreeuwde de Leider. Ik schreef: - Wij decreteren dat de huidige Secretaris van den Leider wegens sabotage wordt gearresteerd. - Je nummer? vroeg Wiedermeyer, - noteer het erbij! - En neem je kaart uit het systeem. THOMAS VODIJN | |
Gefluisterd relaasGa naar voetnoot1De waarde van deze bundel? Dat zij symptomatisch mag heten voor de jonge Nederlandse lyriek. Hier debuteert een jong dichter, van wien - blijkens het prospectus van den uitgever - reeds enige jaren geleden verzen gepubliceerd moeten zijn. Ik ben nauwelijks nieuwsgierig, welke tijdschriften voor deze onpoëzie hebben opengestaan. Meer interesseert het mij, dat Van der Vet in een zo papierarme tijd als deze nog een drukker heeft gevonden. Waarover dit relaas handelt? En waarom het fluisterend moet zijn? Verdraagt het de openbaarheid niet recht? Misschien. Want hier wordt 34 bladzijden lang uitgesproken, dat Van der Vet niets, maar dan ook niets te zeggen en dus maar enkele voor de hand liggende procédé's bij prominenten als Holst en Aafjes gegapt heeft, om althans iets belangrijker te schijnen. Een groot deel van Van der Vet's bundel wordt in beslag genomen door romantische verhaaltjes. ‘Legenden’ heten zij. Daarvan zijn alleen die op de bladzijden 12 en 14 enigszins acceptabel. Men waant zich er bijna in de sfeer van ‘Des Knaben Wunderhorn’ verplaatst, met dien verstande, dat Van der Vet gretig gebruik gemaakt heeft van de sinds 1940 opnieuw verworven poëtische habitus: de door Aafjes uit Italië geïmporteerde nymfen, satyrs en faunen. Waar is echter de zo ‘liedhafte’ charme van het ‘Wunderhorn’ of van sommige verzen | |
[pagina 104]
| |
uit Aafjes ‘Gevecht met de Muze’? Wáár diens tot poëzie geconcentreerde demonie der natuurgeheimen? Het is gepraat-in-de-ruimte, vergulsel dat zijn eigen waardeloosheid maskeert. Dan weer ergert men zich aan een substantieloos romantisch gestamel, een halfzachte minnelied-achtigheid, quasi gewichtig, en zonder enige echte erotiek. Doch waarschijnlijk ontbreekt die, om niet al te zeer te laten doorschemeren, dat deze versjes niet geschreven zouden zijn, wanneer Roland Holst niet eerder van de wind, de zee, een vrouw en een huis geschreven had, maar dan Hollandser èn menselijker dan deze Arcadische, bloedarme rijmelaar. Al met al een duidelijk relaas. Maar gefluisterd? Van der Vet is zeker in staat sommige woorden op aardige wijze samen te schikken. Zolang deze woorden echter slechts dienen om een persoonlijk niets te bemantelen, moge hij liever zo fluisteren, dat anderen er geen last van hebben.
AD DEN BESTEN |