De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids
(1625)–Anoniem De C.L. psalmen des conincklijcken propheten Davids– AuteursrechtvrijOp een ander Compositie, Ende op de Voys: O HEEre Godt dijn God'lijck Woort, etc.HEEr als mijn Hert recht overdenck
Mijn Elendt sondich Leven,
Daer in ick gantsch end gaer versinck,
| |
[Folio CLxj.v]
| |
Kan ick my niet verheven.
Ick keer mijn Ooghen totter Eerd',
(Helpt ghy HEER t'Allen Daghen)
Het is met all' mijn Doen niet weert,
Moet aen my selffs vertzaghen.
2. Als ick Roemd' en dacht aen mijn Macht
End Gaven daer beneven,
End had' op mijn goey Wercken acht,
Wert mijn Ghemoedt verheven,
Doch bleeff mijn Hert in Twijffel staen
Het cond' hem t'geenen Daghen,
Op dy O HEER verlaten gaen,
Het werdt van Ancxt verslaghen.
3. Want als ick niet mijn Siel en sett
Op dijn Ghenaed' te gronden,
So werdt sy met Onrust verlett,
Verschrickt van straff der Sonden,
So word' ick als een Kindt voorwaer
Dat steedts, (om Troost te crijghen)
Siet nae syn lieve Moeder daer,
End niemandt kant doen swijghen.
4. Dies Raede ick dat Israel
Op Godt hoop' Onverdrooten,
Hy Rijcklijck ons sal helpen wel,
Syn Handt is niet gheslooten,
Syn Goetheyt end Barmherticheyt
End syn Ghenaed' om prijsen,
Van nu aen tot in Eewicheyt,
Wil hy ons all' bewijsen.
|
|