Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes
(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij
[pagina 224]
| |
Geen duister nachtuur, hoe belaân
Met neveldamp, heeft zulk vermoogen,
Om hare glans te dompen; neen.
Haer lichte lichten zouden stralen,
Door alle donkre wolken heen,
Veel schoonder als de Zon ooit scheen;
Aen Jupijns blaauwe hemelzalen.
Zoo overwint dan uw gezicht,
't Gestarnt, de Maan, en Zon; die 't licht
Der lichten is, en 't eelst' van allen.
Zoo Febus dan, als Faẽton,
Eens uit zijn wagen komt te vallen,
Behoeft 't Heelal geen andre Zon,
En schoon dat Godlijk licht geen wedergâ kan lijden
Zult gy, op Febus kar, met dubble Zonnen rijden.
Amanter.
|
|