Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes
(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij
[pagina 166]
| |
Van schuim, van lichte boeven,
Die valsch, verkeerent, troeven.
2.[regelnummer]
't Zijn maar lichte vinkken, lichter als de wint,
Die wel garen drinkken, en dat zonder splint;
Dan noch stoffen en braveeren,
Stadig voeren 't hoogste woort;
Al waren 't groote heeren,
Gelijck in schijn haar kleeren.
3.[regelnummer]
Hier was laast een Jonkker, uit den kalen Haag
Een verwaande pronkker, die schier, alle daag,
Had verandring aan van noppen,
Van veel vrome liên gehorgt;
Gelijk de hoofse poppen,
Die slechte lieden foppen.
4.[regelnummer]
Dezen haan gingk vryen, 't weeutjen van een haa[...]
Dienm' in zijne tyen, noemden Sinter Klaas:
| |
[pagina 167]
| |
Want hy reedt met quade beenen
Op een fluxe en jonge Meer;
En gaf veel aan de geenen,
Die 't goede qualijk meenen.
5.[regelnummer]
Maar gelijk de Duivel, 't gelt, zo licht geschraapt,
Acth, als varkens zuivel, op de Zee gekaapt.
Heeft die onbedachte Vrouwtje,
Aan dien lichten, lossen gast,
Verquakkelt woort en troutje;
Als een onnozel Boutje.
6.[regelnummer]
Nu zal 't koesje draven, door den hoofsen Haag,
Zy, gelijk als Graven, teeren alle daag,
En met stoffen en braveeren,
't Zware, licht gewonnen, gelt,
Door 't kaartspel en verkeeren,
Gelijk een Prins verteeren.
| |
[pagina 168]
| |
7.[regelnummer]
Amsterdamse bazen, vryers van de wijn,
Kannen, kroezen, glazen, om vol vreught te zijn,
Zeg eens, hoe zal 't weeutje varen
Als haar geltje is op, verteert?
Zoo krijgtmen Waar, voor Waren;
Is dat niet deftig paren?
Ou bien, ou jamais.
|
|