Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes
(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij
[pagina 131]
| |
2.[regelnummer]
En konnen mijn gebeden,
En trouwe dienstbaarheden,
Die ik zoo langen tijdt
U schoonheidt heb bewezen,
Niet eens, de Nijdt ten spijt,
Mijn minnesmart genezen?
3.[regelnummer]
Moet ik dan hooploos sterven,
En uwe weerliefd' derven?
Kan zughten noch geween,
U harde hert bewegen?
Wel aan ik sterf te vreên,
Het leven staat my tegen.
4.[regelnummer]
Want zonder u kan 't leven
My geen vernoeging geven;
Ik kus mijn droevig lot,
En zal na 't einde traghten;
| |
[pagina 132]
| |
Want zonder u genot
Heb ik geen luk te wachten.
5.[regelnummer]
Dus klaagde vol van kommer,
Een Harder, inde lommer
Der Eiken, by een vliet;
Hy riep niet als Dorinde,
Is dan voor mijn verdriet,
Geen hulp of troost te vinden?
|
|