Het Christalyne spieghelken
(1630)–Anoniem Christalyne spieghelken, Het– AuteursrechtvrijOp de Wijse: Dit moy volage Amour.
O Mensch wat helpt dat goedt?
‘tWelck ick nu al verlaten moet:
| |
[pagina 40]
| |
Want my bespringht de doot,
Die mijn hert gheheel doorboort,
En de ziel vermoort.
Helaes! voor kleyn ghenucht,
Heb ick ghekregen ‘thelsch gherucht,
Voor ‘swerelts cort plaisier
Is mijn ziel in’t eeuwigh vier,
O ghenuchte dier
Van slanghen siet een croon
wort my ghegheven nu voor loon,
Mijn kleedt is heel van vier,
Het cieraet is wormen hier,
En Musijck ghetier.
Serpenten, Draken fel,
Zijn my voor spijs hier in de hel:
Voor kostelijcken wijn,
Bitter gal, verghif, asijn,
Vol van venijn.
Dat is nu ‘swerelts danck,
Dat ick moet lijden desen stanck,
En wesen eeuwelijck,
Door Godts woort vermaledijt,
Och hoe schroomelijck.
Vermaledijdt moet zijn
De werelt met haer soet venijn,
Die mijn ziel in ’t torment//
Heeft ghetrocken sonder ent,
Wat een vals serpent.
|
|