Het Christalyne spieghelken(1630)–Anoniem Christalyne spieghelken, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Het Leven der menschen is ghelijck aen de Roose. Op de wijse: Dat dan Iudea nu verbly. oft: La Felice. COmt siet in een ghelijckenis V (ieder mensch) bedervenis, Comt siet hier in een schildery Hoe dat de wereldt gaet voor-by. Dit Roosken leert u dit, en my, Stelt alle dinck wat aen een zy’, En hoort de les, die het u gheeft, En siet hoe langh het Roosken leeft. Het is nu qualijck op-ghegaen, En heeft een dach vijf, ses ghestaen, En even wel ghelijck-men siet, Het daelt allenghskens naar sijn niet. V Lobben zijn soo niet gheset, Soo dun van doeck, soo schoon, soo net, Sy zijn op veel naer niet soo dick, Met sulcken ployen, noch sulcken schick. [pagina 4] [p. 4] Sijn kraeghskens vallen nu van een, Het Roosken moet hem nu ontkleen, Het Roosken dat moet slapen gaen, Sonder oyt weder op te staen. Het Roosken wordt heel bladeloos, En laet te zijn een soete Roos: Soo wordt het al sijn schoonheydt quijt, Naer dat het stont soo corten tijt. Soo sal het ook gaen, min oft meer, Met die hier speelt Me-vrou, Mijn Heer, Dat leven sal dan zijn op ’t lest, Als ’t schijnen sal te wesen best. Vorige Volgende