spreid liggen de bladzijden die hij net heeft geschreven.
Hoe jaloers ben ik op Mozart dat hij onder zulke onhygiënische omstandigheden kon sterven. Hoe staat het me tegen om dood te gaan op deze anonieme plek, om langzaam op te houden met bestaan midden in de drukke ziekenhuisroutine. O, om thuis te kunnen sterven, tussen de sleetse Perzen en de stoffige planten, bij het geluid van de bel van de melkboer. Of als ik het toch voor het zeggen heb, waarom niet boven op een berg, tussen bliksemstralen en zich opeenpakkende onweerswolken. Maar niet hier, niet op de bodem van dit witgetegelde aquarium waar helemaal geen weer is.
Triviaal en eenzaam, het ziekenhuisleven. Het kleine schaaltje huishoudjam op het liefdeloze lunchplateau. De popmuziek die in mijn oor wordt gepompt via de oorschelpradio. Er is een keuze van vier stations: alle vier geven popmuziek. Van al die liederen over de liefdesaffaires van anderen word ik langzamerhand ibbel en ik luister alleen nog maar naar de nieuwsberichten. Vliegtuigen storten neer, flatgebouwen zakken in elkaar, oorlogen breken uit, en tegen de achtergrond van dit alles is mijn eigen verdwijning, dat zie ik wel in, een hoogst onbetekenende gebeurtenis.
's Avonds breng ik enkele ogenblikken door in een zaaltje aan het eind van de gang dat beheerst wordt door een groot televisietoestel. Het journaal van acht uur gaat beginnen.
Vrouwen in gebloemde housecoats druppelen naar binnen om het te zien. Bij één ervan wekt een staking bij Hoogovens grote verontwaardiging op. ‘Bah!’ zegt ze met nadruk. Zou ze een aandeelhoudster van Hoogovens zijn? ‘Rooie rakkers,’ hoor ik haar mompelen als er een paar stakers op het scherm verschijnen om hun kant van de zaak toe te lichten.
Niemand zegt iets. 't Zijn zeker allemaal aandeelhoudsters van Hoogovens.
In de veilige broeikas van mijn eigen kringetje thuis was ik gaan denken dat iedereen zo dacht als ik. Wat een vergissing!
Ik sluip weg voordat ze me aan reepjes scheuren.
Ik probeer te lezen, ik probeer aan andere dingen te denken, maar het lezen gaat zoals in de trein of in een vliegtuig, ik heb m'n hoofd er niet bij. In werkelijkheid denk ik voortdurend aan