Een christelyk lied, behelzende het geloof, goede werken en de genade Gods
(18de eeuw)–Anoniem Christelyk lied, behelzende het geloof, goede werken en de genade Gods, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Stem: Hoe werkje nu leeuwrik.
G Y Christen zielen al,
die op den Heer vertrouwen,
Staat vast op u geloof,
Op dat gy meugd aanschouwen,
de Hemelsche Landsdouwen,
Hier boven in zyn Ryk,
Zo wy zyn woord vast houwen
En van de zonden wykt.
Door Gods woord en door niet,
Moeten wy vast geloven,
de dingen die men ziet,
Geschapen zyn van boven,
Al van den Heeren,
door Gods woord toe bereid,
Zo Paulus ons gaat leeren
En de Schriftuur verbreid.
Door het geloove goed,
Abel meer offerhande,
Gode geoffert zoet,
Als Cain in den Landen,
Getuigenis bekomen,
dat hy regtveerdig was,
Alzo dat God zyn gaven,
Getuigenisse gaf.
Door het geloove ziet,
Is Enog weg genomen,
Op dat hy den dood niet
Zien zou en is bekomen,
Getuigenisse goedig,
Van God ons aller Heer,
Hoe dat hy God behaagde,
Hy is niet gevonden weer.
Door het geloof heeft Noag,
door Godlyk aansprake,
de Arke toebereid,
Christen wilt nu ontwake,
Al tot behoudenisze,
Van zynes Huisgezin,
Also dat de Waereld,
Veroordeeld heeft daar in.
Abraham wou door 't Geloof,
Niet ongehoorzaam wezen,
daarom, o Christen Mensch,
Wilt God ook alzo vrezen,
terwyl hy u doed roepen,
door Christus zyne Zoon,
Zo komt gy na dit leven,
Hier boven in zyn Throon.
Door het geloof zeer rein,
Heeft Sara kragt gekreegen,
Te baren Isaak klyn,
Al door des Heeren zegen
En heeft ook niet getwyffelt,
Maar hem getrouw geagt,
die haar belooft had goedig,
Te geven dezen kragt.
Door het geloove schoon,
Heeft Abraham geoffert,
Isaak zyn eenige zoon,
Als hy daar toe verzogt werd,
Alzo gy overleiden,
dat God ook magtig was,
Hem uit den dood te wekken,
door de Goddelyke kragt.
Door het geloove gaan,
Heeft Isaak gezegent,
Iacob ende Esau,
O! God op ons ook regent,
U Geestelyke zegen,
Op u Kinders hier op Aard,
Bevryd ons van den bozen,
Ons door u kragt bewaart.
Iacob stervende dan,
Heeft door 't geloof gezegent,
Een tegelyk Soone van
Ioseph en heeft gebeden,
Alzo dat hy nu leende,
Op 't opperst van zyn staf,
Heer wilt ons geloof versterken,
Tot dat wy gaan in 't graf.
Ioseph al stervende,
heeft door 't geloof bewezen,
Al van den uitgang,
die geschieden zou na dezen
En heeft bevel gegeven,
van zyn gebeent valjant,
die Israel zou begraven,
In het beloofde land.
Moses gebooren was,
Word drie maanden geborgen,
Konings gebod zeer straf,
Zyn Ouders niet en zorgden,
door 't geloof, want zy zagen,
dat het kind zo schoon was,
Zo dat zy niet en vreesde,
't Gebod van Pharo straf.
Door het geloove fyn,
Moses geweigert goedig,
Een Soon genaamt te zyn,
Van Pharos dogter spoedig,
Heer wilt ons al te zamen,
Geven standvastigheid,
dat wy niet af en wyken,
door ongelovigheid.
Mozes door het geloof,
Egipten heeft verlaten,
des Konings tooren loos,
Heer komt ons al te baten,
dat wy mogen vast houden,
Als ziende door 't geloof,
Onzienelyke dingen,
dat geeft ons God altoos.
Door het gelove goed,
Het Pasch uit gerigtet,
Besprenginge des Bloeds,
door het geloof gestigtet,
Op dat ook de verderver,
Eerst geboren niet,
Haar niet en zoude raken,
Ons God hier al voorziet.
Door het geloof bequaaem,
Is Israel op getogen,
de rode Zee door gegaan,
geheel en door het droge,
't Welk ook woude bezoeken,
de Egiptenaars met kragt,
Maar zyn al verdronken,
Pharo met al zyn magt.
| |
[pagina 2]
| |
Door het gelove groot,
Zyn de muren gevallen,
Iericho geheel ontblood,
Alzo dat zy de Wallen
Hadden tot zeven dagen
Omcingelt door het woord
En blazen der Bazuinen,
die daar wierden gehoord.
Rachab al door 't geloof
Niet en is om gekomen
En haar huis niet berooft,
door 't g[een] haar was gezworen
En dat al van twee Lieden,
die waren uit gegaan,
Om 't Land te gaan verspieden,
door 't woord Iosua gedaan.
Laet ons dan al te zaem,
Van de zonde afwyken,
door het gebod bequaam,
Tot God van Hemelryken,
Op dat wy al gelyken,
Worden gevonden vroom,
door 't geloof en liefde,
tot Christum zynen zoon.
Laat u werken te zaam,
Alzo werde bevonden,
Voor God heel aangenaam,
Op dat wy vry van zonden,
Hier namaals zyn bevonden,
Als wy voor 't oordeel staan
Want Christus door zyn lyden,
Voor ons heeft voldaan.
Toont dan eens dankbaarheid,
Laat u van 't quaad afraden,
Steunt niet op u vroomheid,
Alleen op Gods genaden,
Niet uit u eigen werken,
Geeft God altyd de eer,
Heer bevryd dog u Kerke,
Al voor een valsche Leer.
|
|