Cahiers Nederlandse Letterkunde. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Cahiers Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Die salighe ende schoone hystorie vanden strijde des lants van Spaengiën
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||
Karel om met een groot leger de Saracenen te bevechten en de weg naar zijn graf vrij te maken voor de pelgrims. Karel geeft gehoor aan deze oproep en trekt met zijn leger Spanje in. Geheel Spanje wordt veroverd en de heidenen worden bekeerd en gedoopt of - bij weigering - gedood. Van het buitgemaakte goud laat Karel kloosters en kerken in Frankrijk bouwen. Vanuit Afrika wordt Spanje echter heroverd door de heidense koning Agolant en Karel keert spoorslags terug naar Spanje. Op de ochtend van de eerste confrontatie met Agolant ontdekken sommige christenen dat hun lansen met bladeren en schors zijn begroeid: een goddelijk teken dat zij die dag als martelaars zullen sneuvelen. Na de eerste veldslag vlucht Agolant naar de stad Agen in Zuid-Frankrijk en versterkt zijn legermacht met manschappen uit vele heidenvolken. Ook Karel brengt een enorm leger samen: het beslaat een oppervlakte van twee dagreizen in de lengte en in de breedte. Als de twee legers tegenover elkaar staan, wordt eerst een wapenstilstand overeengekomen. Tijdens het bestand debatteren Karel en Agolant over de vraag welke godsdienst de ware is: het christendom of de islam. Beide leiders besluiten dat het antwoord moet komen van een serle gevechten tussen heidenen en christenen (een godsoordeel). De christenen winnen en Agolant belooft zich te laten dopen. Als hij echter de volgende dag bemerkt dat de armen (die Karel ‘het volk van God en boden van Christus’ noemt) een slechte behandeling aan Karels hof krijgen, herroept hij zijn beslissing en proclameert de strijd voor de volgende dag. Agolant wordt in de strijd gedood en slechts twee heidense kortingen kunnen met hun gevolg aan de christenen ontsnappen. De Saracenen brengen een nieuw wapen in stelling: de reus Ferracutus. Deze toont zich met een verbluffend gemak heer en meester in het tweegevecht; zelfs dappere ridders als Ogier en Reinout neemt hij onder zijn arm mee het kamp van de heidenen in. Alleen Rolant blijkt bestand tegen het geweld van de reus. Tijdens een rustpauze in het twee dagen durende gevecht doet Rolant aan zijn tegenstander omstandig de christelijke leer over de drieeenheid uit de doeken. Ook weet hij Ferracutus het geheim van diens onoverwinnelijkheid te ontfutselen (hij is alleen in zijn navel verwondbaar). Na hervatting van het gevecht stoot Rolant zijn dolk in Ferracutus' navel en beslist op die manier de strijd. Door enkele veldslagen te winnen herstelt Karel zijn macht in Spanje. In de zogenoemde ‘lange versie’ van de Pseudo-Turpijn volgt hierna een beschrijving van Karels uiterlijk en gewoonten (c.XX). Na dit intermezzo verhaalt de kroniek de Roncevaux-episode, verhaalstof die sterk overeenkomt met het Chanson de Roland. Tijdens de terugkeer naar Frankrijk verneemt Karel dat twee heidense koningen zich willen onderwerpen. Hij belast zijn zwager Ganelon met de onderhandelingen. Ganelon smeedt echter een samenzwering met de heidenen, die door zijn verraad de achterhoede van Karels leger, aangevoerd door Rolant, in een nederlaag laten lopen. Alle christenen, op een enkele na, worden gedood. Karel, die het onheil van de ontsnapte Boudewijn hoort, en ook Turpijn, die door een visioen kennis neemt van de dood van Rolant, gaan terug naar het slagveld bij Roncevaux en betreuren de doden. Karel zet de achtervolging in en verslaat de Saracenen; Ganelon wordt berecht. De gevallenen van Roncevaux worden op diverse kerkhoven in Frankrijk begraven. Karel keert terug naar Aken, Turpijn naar Vienne. Op | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||
een dag krijgt Turpijn tijdens de mis het hierboven aangehaalde visioen: hij ziet hoe duivels naar Aken gaan om de ziel van Karel te halen. Een poosje later komen ze weer voorbij, met lege handen. Een duivel vertelt dat de ‘Galiciaan zonder hoofd’, Jacobus dus, zoveel stenen en balken van de door Karel gebouwde kerken en kloosters in de weegschaal heeft gelegd, dat het goede van Karel overwon: zijn ziel is gered. Het visioen vond plaats op 28 januari 814, precies op de dag dat Karel stierf. De Pseudo-Turpijn is een (pseudo-)kroniek waarin veel is ontleend aan de chansons de geste, met name aan het Chanson de Roland, maar waarin ook de christelijke ideologie een belangrijke, zo niet overheersende rol speelt. Vele referenties aan de bijbel, citaten en herhalingen van oudtestamentische wonderen moeten duidelijk maken dat Karel een christelijk koning is en dat het christendom een superieure godsdienst is. Impliciet wordt duidelijk dat Karel zich mag meten met koning David en ook (misschien nog meer) met Jozua, onder wiens leiding het volk Israël Kanaän veroverde. Expliciet worden Karel en zijn twaalf pairs in de tekst vergeleken met Christus en de twaalf apostelen. De kroniek bevat moralisaties en exempelen en mag, als beschrijving van een oorlog tegen de Saracenen, beschouwd worden als een uiting van de kruistochtideologie. In historiografische zin pretendeert de Pseudo-Turpijn een ooggetuigenverslag te zijn over het leven van Karel de Grote en zijn Spaanse oorlogen. De kroniek is immers geschreven door Turpijn, aartsbisschop van Reims, tijdgenoot van Karel en deelgenoot aan de gebeurtenissen. Aan de historiografische betrouwbaarheid van de Pseudo-Turpijn is in de Middeleeuwen niet of nauwelijks getwijfeld. Het werk heeft een grote invloed gehad op de middeleeuwse historiografie en literatuur (de Pseudo-Turpijn heeft weliswaar veel ontleend aan de chansons de geste, maar de latere epische literatuur heeft weer materiaal uit de Pseudo-Turpijn opgenomen). Pas aan het einde van de vijftiende eeuw werd door humanisten aan het gezag van Turpijn, de auteur van de kroniek, getornd. Zij ontdekten dat de kroniek onmogelijk geschreven kan zijn door de historische Turpijn en dat de beschreven gebeurtenissen niet tijdens de regering van Karel de Grote kunnen zijn voorgevallen. De in de Middeleeuwen om zijn hoge waarheidsgehalte alom geprezen kroniek bleek een regelrechte vervalsing te zijn, vermoedelijk rond 1140 samengesteld door een monnik in de abdij van St.-Denis in Frankrijk. De Pseudo-Turpijn heeft ondanks de gerechtvaardigde humanistische kritiek nog lange tijd invloed gehad, zelfs tot in het begin van de twintigste eeuw. In de huidige wetenschap staat de Pseudo-Turpijn daarom bekend als ‘one of the most successful forgeries in literary history’.Ga naar eindnoot2
De Pseudo-Turpijn is gedurende de Middeleeuwen een populaire tekst geweest, hetgeen blijkt uit het grote aantal overgeleverde handschriften met de Latijnse tekst (ongeveer 170), terwijl daarnaast ook nog vele vertalingen en bewerkingen in de volkstalen bestaan (waaronder acht verschillende Oudfranse).Ga naar eindnoot3 De precieze ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van de Latijnse tekst, de onderlinge relaties van de verschillende versies en redacties van de tekst zijn allesbehalve zeker. Het grote aantal handschriften maakt het onderzoek er niet gemakkelijker op; de | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||
tekstgeschiedenis van de Pseudo-Turpijn is vooralsnog een uiterst complex en moeilijk begaanbaar terrein.Ga naar eindnoot4 In grote lijnen kan gezegd worden dat men onderscheid maakt tussen twee versies, een korte (A) en een langere versie (B). Bekendste handschrift met de lange, B-versie is de Codex Calixtinus die in Santiago de Compostela wordt bewaard.Ga naar eindnoot5 De lange versie onderscheidt zich van de korte versie onder meer door aanwezigheid van het portret van Karel (c.XX) en een aanzienlijk langer leergesprek over de drieeenheid tussen Rolant en Ferracutus. Behalve de vele en soms zeer verschillende Latijnse redacties is de Pseudo-Turpijn vele malen in diverse volkstalen vertaald, ook bestaat er een omzetting in Latijnse verzen. Bijzondere vermelding verdient de opname van de Pseudo-Turpijn in het Speculum historiale van Vincentius van Beauvais (± 1190 - 1264). In deze omvangrijke wereldkroniek, onderdeel van het vierdelige Speculum maius, heeft Vincentius een bewerking van de Pseudo-Turpijn door Helinand van Froidmont (± 1160 -1230) opgenomen.Ga naar eindnoot6 Helinand heeft de tekst van de Pseudo-Turpijn verkortend bewerkt; Vincentius lijkt Helinand op de voet te volgen.Ga naar eindnoot7 Ook via de verspreiding van het Speculum historiale in Europa heeft de Pseudo-Turpijn grote invloed gehad op de beeldvorming van Karel de Grote in de middeleeuwse literatuur en geschiedschrijving. | ||||||||||||||||||||||||
2. De Pseudo-Turpijn in het MiddelnederlandsDe Pseudo-Turpijn is waarschijnlijk voor het eerst aan het einde van de dertiende eeuw in het Middelnederlands bekend geworden. Jacob van Maerlant geeft in de Spiegel historiael bij zijn behandeling van Karel de Grote een versvertaling van de Pseudo-Turpijn.Ga naar eindnoot8 Maerlants versbewerking gaat niet terug op een afzonderlijke Latijnse versie van de Pseudo-Turpijn, maar hij volgt hier zijn hoofdbron, het Speculum historiale van Vincentius van Beauvais. De Pseudo-Turpijn-stof in de Spiegel historiael gaat dus uiteindelijk terug op de bewerking van Helinand van Froidmont. Hoewel Maerlant elders in zijn rijmkroniek nog weleens wil afwijken van het Speculum historiale, blijft hij wat betreft de stof van de Pseudo-Turpijn dicht bij zijn brontekst. Dat heeft te maken met het gezag dat Maerlant aan de aartsbisschop Turpijn toekent en met de vorst wiens leven hij op dat moment beschrijft: Karel de Grote is te beschouwen als een van de belangrijkste figuren in de Spiegel historiael en verdient daarom alle ruimte. Wel last Maerlant twee toevoegingen toe, waarvan één het in de medioneerlandistiek veelbesproken hoofdstuk Tscelden je- gen die borderers behelst.Ga naar eindnoot9 In deze toevoeging trekt Maerlant van leer tegen de leugenachtige vertellers van de Karelromans. Volgens hem moet men voor de waarheid over Karel de Grote niet bij de vertellers van de Karelromans zijn, maar bij de Latijnse kroniekschrijvers, onder wie aartsbisschop Turpijn, wiens getuigenis Maerlant op deze plaats doorgeeft. De gevoelens over de Karelromans en de vertellers die Maerlant hier weergeeft, hebben te maken met zijn visie op het koningschap.Ga naar eindnoot10 Maar de felle toon waarop Maerlant dit hoofdstuk heeft geschreven, doet vermoeden dat er meer achter zit. Hij voert hier zijn afkeer tegen de vertellers van ridderromans tot een hoogtepunt. Het lijkt erop dat hij zijn concurrenten | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||
zwart maakt bij zijn opdrachtgever, graaf Floris V van Holland. Hij biedt hem zijn eigen verhaal, dat op de Latijnse tekst van een ooggetuige berust, in plaats van de leugenachtige verzinsels van de vertellers.Ga naar eindnoot11 De versbewerking van de Pseudo-Turpijn in Maerlants Spiegel historiael is getrouw overgenomen in het tweede boek van de Brabantsche beesten van Jan van Boendale, schepenklerk te Antwerpen.Ga naar eindnoot12 Boendale is de eerste in de Brabantse historiografie die de stof van de Pseudo-Turpijn opneemt in een Brabantse kroniek. Behalve de invloed die de Pseudo-Turpijn op de Middelnederlandse historiografie heeft gehad, zijn ook sporen in de ridderromans aan te wijzen. In de fragmentarisch overgeleverde Roman der Lorreinen, een omvangrijke Karelroman met historiografische pretenties, worden de verovering van Spanje door Agolant en de eerste confrontatie tussen Karel en Agolant beschreven zoals die in de Pseudo-Turpijn zijn opgetekend.Ga naar eindnoot13 In vroege drukken van Karel ende Elegast wordt na het slot van de tekst een kort portret van Karel gegeven, gebaseerd op het twintigste hoofdstuk van de Pseudo-Turpijn. Deze beschrijving van Karels uiterlijk blijkt via de Zuid-Nederlandse vertaling van de Legenda Aurea, het Passionael, op de Pseudo- Turpijn terug te gaan (Van Dijk 1997). Samengevat kan gezegd worden dat de Pseudo-Turpijn in het Middelnederlands duidelijke maar ook minder goed zichtbare sporen heeft nagelaten in de historiografie, de epische literatuur en de hagiografie. De invloed van de Pseudo-Turpijn lijkt voornamelijk via de adaptatie in Vincent van Beauvais' Speculum Historiale te zijn verlopen (Maerlant, Boendale, het Passionael en de Karel ende Elegast). De laatste getuige van de Pseudo-Turpijn-traditie in het Middelnederlands is een vertaling in Die alder excellenste cronyke van Brabant. Deze vertaling, die afwijkt van de genoemde traditie omdat ze een afzonderlijke vertaling-bewerking is naar een andere versie van de Pseudo-Turpijn, wordt hier voor het eerst in editie gepresenteerd. | ||||||||||||||||||||||||
3. Die alder excellenste cronyke van BrabantOp 28 februari 1498 bracht de Antwerpse drukker Roland vanden Dorpe een lijvig boekwerk op de markt dat een prestigieuze titel meekreeg: Die alder excellenste cronyke van Brabant (verder: de Cronyke). Over Vanden Dorpe, die als drukker in de periode van ± 1496 tot 1501 actief moet zijn geweest, is weinig bekend. Hij wordt verantwoordolijk gehouden voor twaalf drukwerken; van twee drukken zijn weliswaar geen exemplaren overgeleverd, maar er zijn sterke aanwijzingen dat Vanden Dorpe drukken heeft verzorgd van het Roelantslied en het volksboek Droefliken strijt (beide handelend over de slag bij Roncevaux).Ga naar eindnoot14 Het drukkersmerk van Vanden Dorpe beeldt Rolant uit, terwijl hij blaast op zijn beroemde hoorn. Het drukkersmerk en enkele van zijn drukwerken laten zien dat Vanden Dorpe erg gecharmeerd moet zijn geweest van zijn naamgenoot uit de epische wereld. In zijn drukkersfonds, dat verder enkele devote werkjes, de Historiën van Troyen, een leerboek en enkele muntplakkaten omvat, neemt de Cronyke een bijzondere plaats in. Deze kroniek over het hertogdom Brabant is verreweg het omvangrijkste werk dat | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||
Vanden Dorpe heeft gemaakt. Naast de talrijke houtsneden in de tekst is katern C het vermelden waard: het is een uitvouwblad met een lengte van ruim twee meter, waarop in een typografisch overzicht de genealogie van de Brabantse hertogen wordt gegeven. De Cronyke bestaat uit twee delen die samen zo'n 430 pagina's beslaan. Het eerste deel beschrijft in 38 hoofdstukken de bijzonderheden van het hertogdom Brabant. De meeste aandacht wordt besteed aan de levens van Brabantse heiligen, onder wie de zogenoemde Karolingische heiligen een belangrijke plaats innemen. Het tweede deel (in 65 hoofdstukken) is het eigenlijke kroniekgedeelte; het verhaalt de geschiedenis van Brabant vanaf de schepping tot aan de kroning van Maximiliaan van Oostenrijk tot keizer (1485). Het geschiedverhaal loopt vanaf de eerste bijbelse genealogische lijnen langs de Trojaanse geschiedenis, de (apocriefe) voorgeschiedenis van de Brabantse hertogen (met o.a. Brabon de Zwaanridder) naar de Karolingische heersers, de Brabantse hertogen en hun Bourgondische opvolgers. De anonieme auteur van de Cronyke noemt zichzelf in de algemene proloog compositoer dees boecs en Brabander van geboorte. In 1977 heeft de Antwerpse jezuïet A. Ampe de stelling verdedigd dat Walter Bosch, een monnik uit de benedictijner abdij te Affligem, de auteur van de Cronyke moet zijn geweest. Bij deze toeschrijving zijn echter enkele kritische kanttekeningen te plaatsen; op basis van een voorlopig bronnenonderzoek vermoed ik dat de auteur gezocht moet worden in de Windesheimse kring in Brabant.Ga naar eindnoot15 In de algemene proloog tot het werk (Cronyke, a3R) brengt de compositoer het doel van zijn kroniek onder woorden en geeft hij een opsomming van de gebruikte bronnen. Het omschreven doel van de Cronyke bevat twee elementen: 1. de Cronyke is samengesteld tot lof en eer van Brabant en 2. de beschreven levens van Brabantse heiligen en vorsten dienen tot voorbeeld van de huidige heersers en de mensen (lezers) in het algemeen. Dit tweeledige doel, de lof van Brabant en de geschiedenis van heiligen en deugdelijke vorsten als voorbeeld voor allen, in het bijzonder de regeerders, is onmiskenbaar in de gehele kroniek aanwezig. Dat de levens van Brabantse heiligen in het eerste deel strekken tot eer van het land en dat hun leven een lichtend voorbeeld mag zijn, behoeft geen betoog. Maar ook in het tweede deel van de Cronyke wordt de dubbele doelstelling van de compositoer verwezenlijkt: de Brabantse hertogen mogen zich beroemen op een hoge afkomst (Trojanen en Karolingers) en de levens en daden van de hertogen strekken tot eer van Brabant en mogen de huidige regeerders tot voorbeeld zijn. Het voorbeeldaspect komt met name bij twee koningen naar voren: bij Karel de Grote en de Franse koning bodewijk de Heilige (waar de Brabantse hertogen, volgens de Cronyke, nauw verwant mee zijn). Het is zeker niet toevallig dat uitgerekend twee heilige vorsten bijzondere aandacht krijgen in het tweede deel van de Cronyke. Juist met deze twee vorsten kon de compositoer de voortreffelijkheid van Brabant illustreren en tegelijk de huidige regeerders een spiegel voorhouden. Om te benadrukken dat hij niets aan zijn bronnenmateriaal heeft toegevoegd tot eer van zijn geboorteland, noemt de auteur in de proloog de werken (autentike boecken) die aan de tekst van de Cronyke ten grondslag liggen. Onder die authentie- | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||
ke werken, die aan de Cronyke aanzien en gezag moeten verlenen, worden ook de scriften ertsbisscops Turpijn vermeld. De bronnen zijn in de tekst van de Cronyke moeilijk traceerbaar, omdat de compositoer nergens aangeeft waar hij welke bron heeft gebruikt. Enige uitzondering op deze regel is het achttiende hoofdstuk van het tweede deel, dat aanvangt met een opschrift: Die salighe ende schoone hystorie vanden strijde des lants van Spaengiën (...) uten Latijne in Duytsche int corte getrocken uut den tractate die de eerwerdige bisscop Turpijn van Riemen daer af ghemaect heeft, die selve daer mede was. | ||||||||||||||||||||||||
4. De vertaling van de Pseudo-Turpijn in de CronykeDat in de Cronyke een vertaling van de Pseudo-Turpijn is opgenomen, betekent dat in een door en door Brabantse kroniek vele bladzijden besteed worden aan de oorlogen die Karel de Grote in Spanje en Zuid-Frankrijk heeft gevoerd. De opname van een vertaling van de Pseudo-Turpijn heeft allerminst geografische of territoriale redenen, maar wordt ingegeven door de hoofdpersoon in de Pseudo-Turpijn. Karel de Grote, koning van Frankrijk en keizer van het Duitse rijk, was - in de ogen van Brabantse geschiedschrijvers - ook hertog van Brabant; de Brabantse hertogen stammen immers rechtstreeks af van Karel. De Cronyke geeft deze grote vorst in navolging van de Brabantse historiografische traditie dan ook veel aandacht: Karel is bedeeld met twee buitengewoon omvangrijke hoofdstukken en hij heeft de grootste afbeelding in het genoemde genealogisch overzicht. Het zeventiende hoofdstuk van het tweede deel beschrijft Karels oorlogen met Hunnen en Saksen en zijn reis naar het Heilige Land en Constantinopel. Het daaropvolgende achttiende hoofdstuk bevat de vertaling van de Pseudo-Turpijn. Beide hoofdstukken over Karel worden duidelijk gemarkeerd door twee incipit-formules en een gezamenlijke epiloog met een afsluitende explicit-formule; een dergelijke afbakening komt verder nergens in de Cronyke voor.Ga naar eindnoot16 De presentatie en inhoud van de aan Karel toebedeelde tekst doen vermoeden dat de compositoer van de kroniek flink zijn best gedaan heeft om de grote keizer goed tot zijn recht te laten komen. Bij een vergelijking van de vertaling van de Pseudo-Turpijn met de Latijnse tekst blijkt dat de compositoer, die ik verantwoordelijk houd voor de vertaling, een redactie met de zogenoemde korte versie van de Pseudo-Turpijn als brontekst heeft gebruikt.Ga naar eindnoot17 De vertaler heeft de bron trouw nagevolgd in een kundige vertaling en, zoals in het opschrift boven de vertaling wordt vermeld, is de tekst ingekort (int corte getrocken). De tekstgedeelten die in de Middelnederlandse vertaling zijn weggelaten betreffen vooral de moralisaties en lessen in de Latijnse tekst; ook wordt de lijst van Spaanse steden die Karel veroverd heeft (Pseudo-Turpijn, c.III) drastisch ingekort. De sterk geestelijke tendens van de Pseudo-Turpijn is in de Middelnederlandse vertaling ten bate van het historiografische karakter afgezwakt. In een vertaling waarin het origineel kort wordt gehouden, vallen toevoegingen in de tekst des te meer op en geven de tekst een eigen kleur en identiteit. Op diverse plaatsen in de vertaling zijn toevoegingen ten opzichte van de Latijnse tekst op te merken. Hoewel het vanwege de stand van het onderzoek naar de | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||
Cronyke en het werk van de compositoer nog te vroeg is om stellige uitspraken over de aard van deze toevoegingen te doen, lijken sommige goed te passen bij de tendens in de Cronyke om het hertogdom Brabant en de Brabanders te verheerlijken. Ook worden in een enkele, soms korte, toevoeging de deugden van Karel uitgelicht of wordt zijn rol in de strijd tegen de heidenen uitgebreid of mooier voorgesteld.Ga naar eindnoot18 Dit alles past goed in het geschetste beeld van de Cronyke, waarin lof en eer van Brabant voorop staan en vorsten, vooral Karel de Grote, een voorbeeldfunctie vervullen. Van een andere orde zijn de bijzondere toevoegingen die vooral in de Roncevaux-episode plaatsvinden. Deze toevoegingen verraden de hand van iemand die bekend was met de traditie van het Roelantslied, de epische tegenhanger van de Pseudo-Turpijn, en andere Karelromans.Ga naar eindnoot19 Vooral Rolants metgezel in het Chanson de Roland en het Roelantslied, Olivier, die in de Pseudo-Turpijn bijna niet voorkomt, wordt in de Middelnederlandse vertaling diverse malen met nadruk naar voren geschoven.Ga naar eindnoot20 Een andere link met het Roelantslied wordt gelegd door de aanwezigheid van twee houtsneden in de tekst, die wat betreft afmetingen en voorstelling niet passen in de Cronyke (afbeelding 3 en 8), maar waarschijnlijk in opdracht van Roland vanden Dorpe zijn vervaardigd voor een druk van het RoelantsliedGa naar eindnoot21 In de Middelnederlandse vertaling van de Pseudo-Turpijn is dus getracht, zij het heel voorzichtig, de volkstalige en epische traditie over de slag bij Roncevaux in te passen in de historiografische en Latijnstalige traditie.Ga naar eindnoot22
Jan van Doesborch heeft in de zestiende eeuw drie herdrukken van de Cronyke verzorgd (in 1512, 1518 en 1530).Ga naar eindnoot23 In deze herdrukken van de Cronyke is de vertaling van de Pseudo-Turpijn onverkort opgenomen. De samensteller van het volksboek Den droefliken strijt van Roncevale, een werk waarin de epische traditie en de historiografische traditie over de slag bij Roncevaux in elkaar zijn geschoven, heeft voor het proza in het volksboek intensief gebruikgemaakt van de vertaling van de Pseudo-Turpijn in de CronykeGa naar eindnoot24 Tenslotte moet gewezen worden op een werk van de humanist Aurelius, de Divisiekroniek van 1517. Aurelius heeft in zijn gezaghebbende kroniek enkele korte gedeelten uit de Cronyke-vertaling van de Pseudo-Turpijn opgenomen; onder andere de gehele Roncevaux-episode blijft in de Divisiekroniek onvermeld.Ga naar eindnoot25 Wel is door hem de epiloog uit de Cronyke (Noch van coninc Karels love ende goede wercken) in z'n geheel overgenomen.Ga naar eindnoot26 Maar niet zonder een in het oog lopende verandering: het zijn nu niet de Brabanders die zich mogen beroemen op Karel, de gloriosen prince, maar de Hollanders. Hoewel het gezag van de Pseudo-Turpijn in de humanistische Divisiekroniek al aan het wankelen lijkt te zijn, blijft de roemruchte keizer en koning Karel de Grote, nu verbonden aan het Hollandse vorstenhuis, overeind als een illuster voorbeeld.Ga naar eindnoot* | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||
|
|