| |
| |
| |
Leon Gommers
Het laatste uur van Boetje
Zoals altijd onderzoek ik mijn schouderbladen, het belang van achteloos leunen wordt nogal onderschat, je moet wat ruimte tussen je onderrug en de muur hebben en je door en door geoefende schouderbladen voelen. De benen moeten losjes over elkaar worden geslagen.
Dan tiedelt mijn ruimtemonstertje.
Ik schuif de klep open en de essemmesboodschap licht op, soms heeft mijn broer niet zo veel te zeggen, maar het raakt me altijd wel. Daar in de fietsenstalling staat alles op een rijtje, maar gelukkig zijn er altijd nog Christian en Kesje. De gezworen bloedbroeders hijsen de brommer, een easy rider, op de grijze golfplaten, zetten hem op de standaard en leggen hem aan een ketting om het hangslot te laten klikken en het sleuteltje in de sloot te keilen.
Heel goed gedaan, vind ik.
Een hoop moeite, dat wel.
De Puch heeft een zadel met een hoge smalle rugleuning, net als die hippe Tonetstoelen van mijn vader, en een hoog stuur, een retrovehikel waar mijn broer gelukkig mee zou zijn, ik zou hem kunnen laten vertrekken - de easy rider staat klaar om de zon in te vliegen, een witte schijf tussen stapelwolken, een geweldige schaduwvlucht zou het zijn en de vossenstaart zou achter het hemelse vehikel wapperen.
Boodschap 63.
Move your ass...
Voor het eerst heb ik zijn kleren aan. Hij heeft misschien wel gelijk, het past niet om tegen de muur te leunen in deze outfit; ondertussen klauteren Christian en Kesje langs een paal van zink naar beneden om hun ondermijning voort te zetten, alle fietsen achterstevoren, ondersteboven en dwars in de rekken te zetten. Hardroze tweewielers. Omafietsen in zwart en gouden biesjes op de jasbeschermers voor de tuttebellen onder ons, gewoon uit elkaar vallende hoddels, zebra geschilderd; de wanorde kan niet groot genoeg zijn, onszelf uiten, daar hebben wij zeventienjarigen geen moeite mee.
Behalve ik dan, Christian en Kesje nemen gelukkig de taak van ons verlegen dwarsliggers waar. Ze moeten een ijzerwinkel hebben leeggeroofd; kettingen, nog meer kettingen, en niet de kleinste, straks breekt hier de gloeiende pleuris uit, en sloten, de sloot raakt verzadigd van lustig weggekeilde sleuteltjes, die zijn niet meer te vinden, dadelijk, als iedereen zijn fiets terugvindt.
| |
| |
Ik moet mijn moeder maar eens essemmessen, ze is nogal verdrietig, vanwege die hufter van een broer. Ikzelf ben vooral boos op Ben, geloof ik. Delilah, tik ik in, Samson gaat na school de woestijn in, op zoek, maar hij is wel op tijd voor het avondeten, gaat het goed met je?
Delilah.
Ik zorg er voor dat mijn pet goed staat, de klep schuin naar achteren gestoken; ik zorg er ook voor dat Ben's truitje, met een paar dwarsstrepen over de borst, goed strak zit, geen vouwtje in het logo: TROE. En ik zorg ervoor dat mijn ruimtemonstertje genaamd Nokia met zijn zilveren masker goed zichtbaar in zijn holster prijkt, schuin, voor een snelle greep.
Daarstraks, tijdens Duits, liet het ding het Wilhelmus opklinken, door Ben naar beneden gehaald, MP3, uitgevoerd met een striemende gitaar, standje Distortion, een sample van Jimmy Hendrixs, die dooie held uit een vorige eeuw, uit elkaar uit de lucht geplukt, op een knappe manier verknipt en bij elkaar geplakt, door mijn geweldige broer.
Maar mooi dat hij mijn moeder in de steek laat.
Mij eigenlijk niet zo, ik heb nog een hoop berichten van hem te goed, soms wil ik ze achter elkaar openmaken maar hij heeft me gewaarschuwd, als ik ze te vroeg openmaak, schijnen ze te ontploffen.
Zijn kleren zitten eigenlijk gewoon lekker. De riem zit rond een broek met wijde pijpen. De zilveren tas hangt schuin over de rug, en nu maar hopen dat mijn diva met haar Tiroolse vlechten oplet wanneer het liedje van Tom Jones uit mijn Nokia piept.
Scrollen voor de zekerheid. Deze Nokia heeft het gezicht van een ruimtemonster onder een masker. Hoogstwaarschijnlijk is het gezicht eronder te lelijk om naar te kijken.
Net als dat van mij.
Het Duitse volkslied wegtoetsen, dan de oordopjes van zijn draagbare digitale jukebox inpeuteren en Kraftwerk opzoeken, dat was de opdracht in zijn bericht van vanmorgen, Boetje, vandaag leer je de muziek van Kraftwerk kennen, en op je Nokia heb ik een hitje van Tom Jones gezet. Op de computer thuis staan nog vier berichten voor vandaag.
Zijn zonnebril, het model van een vliegenier uit de Tweede Wereldoorlog, met gele glazen, staat op mijn hoofd. Volgens mijn vader is geel de kleur van de haat. De zielenknijper heeft altijd gelijk, maar ik krijg het niet over mijn hart om dat toe te geven, waar zit dat hart eigenlijk, links of rechts, precies onder het logo van mijn broertje: TROE?
Niks te verwerken, papa, leg je klanten maar op de sofa.
Fahr'n, fahr'n, fahr'n, auf der Autobahn - mijn broer heeft ons doodgewoon
| |
| |
in de steek gelaten, niet meer of minder dan dat, papa. Doodgaan, hoe komt-ie erbij. Het is zijn eigen schuld dat-ie er niet meer is. En wat betreft nabestaanden, dat is een woord van vroeger en vroeger is hartstikke dood. Ben is nog steeds bij mij, eigenlijk.
Beetje leukemie.
Moet je toch eigenlijk tegen knokken.
Mijn ruggenmerg had hij kunnen krijgen. Maar het heeft hoogstens zes maanden geduurd, we waren allemaal te laat. Zes maanden duren, dat is geen duren, mijn lieve broer, duren duurt, en jij gaat dus ergens tussen Duits en Geschiedenis dood. En wat moet ik met al dat spetterende vinyl? Als je zo'n naald in de groef zet, lijkt het wel of er iemand een ei staat te bakken.
Delilah.
Tik dat maar eens in.
Behoorlijk rare naam om in te tikken.
Er valt een schaduw over mijn display heen.
Delilah.
Ze staat opeens gewoon voor je neus.
Zeg eens wat tegen de joodse prinses, ik hoor Ben en ik voel zelfs, bijna, een por tegen mijn schouder. Praten met een joodse prinses? Dat lukt natuurlijk niet, en daar ben je te laat mee, ze neemt het woord en mijn oren lopen vooral vol met de modulatie van die dunne synthesizer in Fahr'n, fahr'n, fahr'n auf der Autobahn, minutenlang, realtime plaatje, geniaal eigenlijk, minuut na minuut, rijden, rijden, rijden op de autoweg.
-MP3?
-Yip.
Ik peuter de dopjes uit mijn oren.
-Cool. Is die helemaal nieuw? Gisteren...
-Gestern war einmal, Liebling.
Delilah fronst haar prinsessenwenkbrauwen en laat een boze vlecht zwieren, het lijkt verdomd op het staartzwiepen van een kwade kat. Wat sta ik hier nou mijn kansen te verknallen?
- Sorry dat ik Duits sta te lullen, maar ik ben er weer eens uitgestuurd en nou voel ik mij wat schuldig en oefen ik in mijn eentje...
Ik kan bijna niet naar Delilah kijken.
Ze draagt hagelwitte kniekousen en ze heeft benen helemaal tot aan haar buikje, een buikje dat een beetje bolt, benen langer dan van een hoogmoedig wijf op de steppe. Een kort rokje, korter dan van een pomponmeisje in een Amerikaans honkbalstadium, van die hupsdingen die de hele tijd spagaten maken en op elkaar klimmen, give me a DEE, give me an IE, give me an EL, give me an AI, give me an EL, give me an EE, give me an
| |
| |
EETSJ, give me DELILAH.
En dan dat bloesje van zilveren kunststof, ik vind haar al weken awesome, ontzagwekkend, maar ze heeft me al die tijd nog niet een keer opgemerkt, ik laat dat nou maar aan broertje Ben over. Gisteren luidde bericht 61 op zijn iMac: morgen doe je mijn laatste outfit van TROE aan.
Ze staat dus gewoon voor me, met haar blauwglazige zonnebril boven in het blonde haar, strakgetrokken, met een middenscheiding, een strakke naad die het vel van haar voorhoofd over haar schedel trekt. Het lijkt wel bedoeld voor een soort natuurlijke facelift, alles strak boven die blauwe ogen.
Daaronder die knalrode lippen, en oranje sproeten, en ze heeft een spetterende Ericson in haar hand en dat fantastisch amulet aan een leren koord, afkomstig van een of andere stam waarin alles mag.
En, godbetere, een boek.
Kaft met esotere kleurtjes, pastel.
Herman Hesse, De steppenwolf, de joodse prinses met Tiroolse vlechten heeft een boek in de hand, en ik ken dat boek. Broerlief heeft het me nagelaten, met boodschap 43, lees De steppenwolf, leer dat lezen en schrijven niet alles is, leer het wereldtheater kennen.
De hoofdpersoon in dat boek is ontzettend prettig eenzaam en doet alles in zijn dromen wat-ie maar wil, ook met vreemde meisjes. Het is eigenlijk een ongelooflijk hip verhaal, op het laatst verschanst De steppenwolf zich met een ander, ook een soort strijder, om vanuit een hinderlaag op automobilisten te schieten, in de jaren vijftig van de vorige eeuw nota bene, en dan vallen er een hoop doden en hebben de twee schutters de grootste lol. Fantastisch, awesome.
Eigenlijk een heel raar woord, dat awesome. Het hapert natuurlijk in mijn kop - wat nou, fantastisch, en weer dat awesome. Schieten op automobilisten? Ik? Fantastisch? Dat zou mijn broer denken, niet ik. Ga terug naar je muur en denk na over het belang van benen over elkaar en leunen, je schouderbladen aan het werk, jij bent meer het verlegen type, jongen, zwarte kleren en zo, Baudelaire en Novalis. Maar Delilah haalt me weer bij de les, ook die van Ben.
-Heb je het al uit?
-Nee. Ik heb wel met hem te doen.
-Met wie?
Delilah weet niet dat mijn broer dood is en ook niet dat ik mijn klof heb verruild voor zijn spullen, ze heeft nog nooit met me gesproken, Delilah. Misschien komt dat dus nu wel door mijn-zijn outfit van The Real Outlook Express, ik had eigenlijk niks met VJ's. Dat staat vast voor videojockeys
| |
| |
maar misschien ook wel voor vinyljockeys.
Zijn opgeslagen berichten nummer 12 tot en met ergens in de 20 hebben mij alles uitgelegd over zijn samplers, zijn beamers, de tapestreamer, MP3, het knippen en plakken van foto's en geluid, de infrarode poort voor zijn eigen Nokia die altijd openstaat, zo'n beetje de hele digitale reutemeteut.
Mijn broer is heel goed in wat-ie doet, dat wel. Beam me up, Boetje, misschien zul je hier in de hemel eens op bezoek komen. Voorlopig niet Ben, beam yourself down in essemmesberichten, schrijf die teksten op je hyperontvankelijke wide-screen, toch een sterke naam voor een vinyl & videojockey, trouwens, The Real Outlook Express, heb ik dat wel eens gewoon hardop gezegd, broerlief?
-Te doen?
-Met de steppenwolf. Hij is zo alleen.
-Ik geloof niet dat-ie dat echt erg vindt, want...
Nu worden we onderbroken, weg verhaal met spannende clou, weg spannend wippende vlecht, tiedeliedtiedelied zegt haar Ericson, ze drukt wat nerveus in en zet het oogverblindende ding aan een klein oortje, lief wel, kleiner dan dat van zo'n half uitgestorven neushoorn uit het park National Geografic, maar niet zo lullig krullerig.
-Hi. Laia.
Ze noemt zichzelf Laia in plaats van Delilah.
Misschien moet ik gewoon de geboortenaam van mijn broer aannemen, Ben, alleen voor de joodse prinses, mijn moeder zou het begeven, en mijn vader, begaf die het maar eens.
-We gaan met zijn allen naar Extravaganza, zegt ze. Helemaal duidelijk. Laia gaat naar Extravaganza, en ik zwerf mee, dat buitengewoon over-drevene binnen, dat zegt mijn broer in mij, boodschap 34, en als je Delilah je vraagt, zwerf je gewoon met haar mee.
Toedeloe, zegt Laia, piep uit.
-Eigenlijk was je me helemaal niet opgevallen,
-Was sagst du denn jetzt, du tolles Ding?
Delilah lacht.
-Weirdo, zegt ze.
Dat meent mijn joodse prinses zo te zien niet echt.
Eigenlijk zegt ze dit tegen mijn broer. Ik ben niet zo Outlooking, eigenlijk. Ik houd ook niet van het rappen van die jongens met van die gettospasten, ze hebben allemaal reumatische vingers of zo, vooral die nepdichter uit Osdorp met zijn stadsposse. Maar vandaag voelt alles eigenlijk anders.
Het zit hem misschien wel in die tas van mijn broer, vol met spulletjes, tot en met de laatste plaat die mijnheer Ben gekocht heeft, Led Zeppelin, met
| |
| |
Stairway To Heaven.
De trouweloze hond. Sampled een jaar of wat en zet het op een doodgaan, ik haat dat.
-Ik treed wel vaker op in Duitsland, zeg ik.
En ik weet bij god niet hoe ik daar op kom.
Die brommer op de golfplaten staat daar goed. Instantkunst, eigenlijk. En wat is dat toch met dat woord eigenlijk - dat het eigen aan mij is, aan een soort ander ik, ik bedoel maar dat mijn broer eigenlijk steeds meer eigen aan mij is. Ik kijk naar Delilah maar kan mijn gedachten niet bij haar blonde kattenstaart houden.
Broertje.
En sloop.
Mijn broertje ligt met gezicht op sloop.
Ik weet bij god of MTV niet wat ik met broers rommel moet, met dat smoel. Met dat witte gezicht in dat witte kussen met al die schaduwen, plooien, golven, net van dat geribbelde zand in een woestijn,
Zijn gezicht in de sloop en de magere hand die mij een diskette geeft.
-En je krijgt mijn vinyl, zegt-ie.
Hij tilt zich quasi-boos uit zijn sloop, want oude rommel, zeg ik, maar ik ben eigenlijk ook wel gek op Zappa, op Middle of the Road met Tsjirpetjsirpetsjipjtsip en dat plaatje Mendesino, maar wat zijn die VJ's altijd oud en saai als ze niet scratchen tussen hun laserstralen. Volgens Ben zijn het gewoon eenzame hotelbezoekers in een Golden Tuliphotel met een Silverwingkaart van de KLM, de besten vliegen een paar keer per nacht van hot naar haar en geven ecologisch verantwoorde interviews af.
Maar goed.
Ikzelf ben niks, ik heb geen smoel.
Maar ik heb ook niet dat smoel van de dood.
-De Nokia altijd open, ik heb een paar boodschappen en bestanden voor je, maar stuk voor stuk met een ontstekingsmechanisme. Als je bestanden voor hun tijd openmaakt, kruipt er een virus door de machine. Begrepen? Boetje?
Boetje.
Opeens ben ik blij met mijn bijnaam.
Een vogel gaat op het zadel van de easy rider zitten, tjilpetjilpetjiptjip. De brommer is een stille, grijze tekening tegen de lucht, de hemel is broertjes-blauw, net als de zonnebril van
Delilah.
Ik moet mijn haar laten groeien, lokken, dan kan zij het tenminste
| |
| |
afknippen, boodschap 56, je moet meisjes behagen, paaien als het vrouwtje van de koolmees, een doodgewoon vogeltje dat vreemd gaat als hij niet thuis is, ze zijn net zo als jij.
Dat zegt mijn broer, de trouweloze hond. En ik? Ik laat in gedachten van alles groeien en dan mag zij straks alles in mijn slaap afknippen.
-Ik wil niet, zegt ze.
-Daar was ik al bang voor, zeg ik, nogal voor mijn beurt. En om mijn geleuter kracht bij te zetten, pluk ik de gele bril uit mijn haar en laat hem langs mijn voorhoofd naar beneden glijden, in een vloeiende beweging, goed gebaar, denk ik, sterker dan al mijn dialologia. Sterker dan van alles en nog veel meer, zo'n schuivende zonnebril, het handelsmerk van mijn broertje, TROE, The Real Outlook Express.
-Stel je niet aan, zegt ze, en laat me 'ns uitpraten, ik wil niet naar huis, vandaag. Wat gaan we doen?
Ik til mijn hoofd iets op.
Heel trefzeker door het gele glas naar haar groene ogen kijken, een beetje ik-heb-alles-in-de-hand-staren, eigenlijk. Niet te lang en de bril omhoog schuiven, eronder door kijken, dan worden ze natuurlijk weer blauw, haar ogen, er gaat niets boven meisjes met vlechten en ogen in allerlei kleuren.
-Naar huis, naar mijn huis, naar mijn kamer.
-O.K.
Ongelooflijk wat mijn broer allemaal kan, zo gemakkelijk, hij is eigenlijk best intelligent, mijn broertje is welbespraakt, snel en behoorlijk fraai bezonnebrild, en wat praat mijnheer vlot en ook beminnelijk, en wat denkt hij verschrikkelijk doelgericht, mijn dooie VJ.
Het is een zaak van doorstappen. De tas moet schuin over de rug blijven hangen, valt nog niet mee, zonder oefening. En dus gaat mijn Nokia af, met het liedje van Tom Jones.
Ik grijp het ding uit zijn holster, ik ben nog nooit zo bij de pinken geweest, maar ik kijk wel opzij of ze het liedje kent. Wat een idee van mijn broer, om juist dát liedje te pakken. Beetje bezorgd ben ik wel, het is veel te duidelijk, duimendik er bovenop.
Paar keer drukken, op iedere knop die er is.
Het ding zwijgt maar de groene display vertelt. Een gemiste oproep van mijn moeder. Ik moet haar straks wel erg lief behandelen, mijn moeder heeft de laatste tijd een broertje dood aan mijn gemiste oproepen, maar ik moet eerst langs haar domeinen zien te komen, tot in de juiste jongenskamer.
De tuindeuren staan wijd open.
- Gazon, zeg ik, natuur. Een verschrikkelijk verschijnsel. Voor mij mogen ze alles digitaliseren, als ze ooit maar dingen gaan printen, dingen
| |
| |
zijn beter dan woorden, je weet wel, dat je een apparaat hebt staan en dat je bevel geeft een bos rode roosjes te printen, naast een doos donuts gedompeld in chocolade en een eenpersoonshelikopter, en dat ze er dan ook een geurtje aan geven, het vette zoet van de bloemen, het bitter van cacao, en de olie van de wentelwieken.
- Weirdo, zegt Delilah.
Maar niet onwillig of zo.
- Waarom denk jij dat ik van roosjes houd? Haar vlecht springt net op haar schouders, ik heb meteen een geweldig antwoord, waar moest je anders van houden? En dus kijk ik een beetje wat-dacht-je-dan door de gele bril naar haar oranje sproeten, iets wat ze helemaal begrijpt want ze haalt met een heel listig gebaartje een verdacht pluisje van mijn wenkbrauw en kijkt daarbij heel serieus, een truc van haar oudste zus natuurlijk.
De keukendeur staat ook open.
Mijn moeder is nergens te bekennen.
Ik glip met mijn joodse prinses met de vlechten en de kleertjes van een soort Heidi uit Oostenrijk de trap op, we staan voor de slaapkamerdeur van zijne stoffigheid zelf, en met een rappe handbeweging geef ik haar het uitzicht op een overvolle boekenkast met dichtbundels, en een smal bed, een plank vol Gustav Mahler, Richard Strauss en John Adams naast Steve Reich, eigenlijk een kale kamer die je in een kazerne kunt verwachten, de legerplaats van een dromer.
- De kamer van mijn broer, zeg ik tegen Delilah.
De joodse prinses gluurt nieuwsgierig naar binnen maar ik stap al weer snel door, naar de wenteltrap, op weg naar de zolder en de deur met een soort patrijspoort waarop een logo met de letters TROE op gespoten staat, ondertussen krijg ik mijn ogen niet weg van haar amulet van de stam waarin alles mag, hij ligt op het blanke borstbeen van haar eigenlijk nogal ver losgenoopte bloes, ze merkt niks want zo'n zonnebril doet wonderen.
- Dit is mijn kamer.
- En je broer, waar is die nu ge..?
- Kom. Hij heette Boetje.
De draaitrap naar de zolder op.
- Boetje?
- Engels, verhaspeld, laars, boot. Toen hij klein was liep hij altijd rond in mijn te klein geworden schoenen, hij liep op de afdragertjes, op boetjes. Mijn moeder en ik noemden hem daarom boetje. Daar vond-ie niks aan.
- Vond?
De tas open maken, mijn mobieltje riedelt, mooi zo, prettige storing.
| |
| |
Nooit helemaal begrepen hoe, maar ik weet zeker dat het een verdraaid handig bericht is. De plaat van Led Zeppelin zit in de weg, ik wring hem uit mijn tas, Delilah neemt de hoes aan, ze lijkt een beetje te schrikken, ze draait hem onmiddellijk om, zoekt het achterplat en graait in het karton op zoek naar het tekstvel, ik ken de tekst wel, there's a lady who's sure that all that glitters is gold...
De i-Mac komt uit het standje sleep.
Het beeld van mijn ruimtemonstertje Nokia licht op.
Ik toets boodschap 64 tevoorschijn, Enter, sluit de deur van je kamer, broerlief, tijd voor fractalen, bestand 14. Tot vorige week wist ik niet hoe, maar een van de vier afstandsbedieningen laat de beamer oplichten, op het beeldscherm tegen de muur verschijnen waanzinnige beelden, bloemen die alsmaar groter worden, met omtrekken die zich telkens herhalen, grillige tekeningen in paars en rood die steeds dichtbij komen, uit het beeld groeien. Maar in de randen van de blaadjes komen steeds weer de bloemen tevoorschijn, en die geven steeds weer dezelfde omtrekken vrij.
De kamer wordt nog donker wanneer ik de deur sluit.
De kleuren paars en rood spelen rond.
Het raam in de uitbouw is finaal verduisterd met een spetterende luxaflex, aluminium, de mengtafel heeft lichtgevende knopjes, het is donker maar de beelden worden als in de beste tijden van wat LSD, alles gespiegeld in een zilverkleurig dekbed, in glazen kasten waarachter vinyl, twee draaitafels glimmen, Led Zeppelin gaat op het rubber en Delilah zet de naald in de groef van Stairway to Heaven, ik zet de Sampler aan, en vervorm en vertraag de zich telkens vernieuwende beelden die vandaag bij een zeppelin van lood horen.
De amulet van de stam waarin alles mag.
Dat blanke borstbeen, de welvingen, zoiets zeggen ze dan.
Die moedervlek op meisjesroom hoef ik niet te verzinnen, op het wide-screen verschijnt een cirkel die zich ontstellend snel het beeld in tolt, een tekst die langzaam tot stilstand komt voor de steeds weer verschijnende fractalen in paars en rood, daar staat het rond geschreven, You have exactly 8 minutes to visit me, somewhere in the sky. It's Time For The Real Outlook Express.
Haar zonnebril blijft op haar plaats.
Mijn pet met de klep naar achteren blijft op zijn plaats.
Zo'n beetje Alles Van Delilah en Van Mij En Mijn Broer blijft op zijn plaats wanneer de hypnose vetter wordt, haar bloes, denk ik, haar bloes, en Delilah is mogelijk nog sneller dan ik, ik plotseling levend in mijn stroomversnelling, you can leave your hat on, zegt ze, waarschijnlijk een gebod ingegeven door haar oudere zus, een bericht opgeslagen in haar hoofd, Joe Cocker, zeg
| |
| |
ik tegen haar, en mijn broer zet mijn handen in beweging.
Het hele huis ligt er nogal onheilspellend stil bij. Een stralenkrans, zeggen ze dan. Het is ongelooflijk hoe het blauw van haar ogen vervloeit in het wit, daar kan geen lichtbeeld tegenop.
- Je schrok toen je de plaat zag, zeg ik tegen Delilah.
Ze aarzelt.
- Mijn oudere zus, zegt ze, en doet er dan toch weer even het zwijgen toe. Dan gaat ze toch verder, de zeppelin van lood, zegt ze, dat zoiets zwaars kan vliegen. Mijn zus zei dat je de eerste keer de zeppelin voelt, zwaar, en toch kom je met het ding in de lucht terecht. Jij boven op mij. Ik wist niet hoe zwaar en hoe licht het voelde.
En dan gebeurt het natuurlijk toch. De trap naar het zoldergat kraakt, het beeld op de muur verstilt en ik ruik ons, en dan moet mijn moeder dat alles horen en zien waarvan ik weet dat ze het ziet en hoort.
Mijn blote rug.
Haar vingers met geverfde nagels op mijn heup.
De vreemde pet op mijn hoofd, natuurlijk achterstevoren.
Misschien een vlecht of een andere glimp van Delilah die tegen mijn borst geklemd ligt, haar sproeten als een op haar gezicht gevallen sterrenstelsel, vaag, maar o zo geweldig. Ik verstrak.
Even geen geluid.
Op de een of ander manier dringt het beeld van die brommer zich weer aan mij op. Dan gaat mijn moeder de trap weer af. Dat doet ze zó stil dat ik zeker weet dat ze mijn broer heel erg mist.
Leon Gommers (1958) is schrijver. Hij debuteerde in 1995 met De hondewacht. Daarna verschenen Het uurwerk van Floor (1997), Schiethak en Lommelhaas (2001) en De ziel van de kakkerlak (2001).
|
|