Arie Storm
Een bezoeker van deze aarde
Over Frans Kellendonk
Ik maak zelden of nooit dagboekachtige aantekeningen. Ik moet op mijn geheugen afgaan. Mijn geheugen zegt mij dat ik Frans Kellendonk, de in 1951 geboren en in 1990 aan aids overleden schrijver, tweemaal in levenden lijve heb gezien. Om de een of andere merkwaardige reden moet ik nu denken aan de openingszinnen van het verhaal ‘Bedenkingen’ van Thomas Rosenboom, waarin de frase ‘het was mij vreemd te moede’ voorkomt. Terugdenkend aan de publieke optredens van Kellendonk, want het waren publieke optredens, ik kende Kellendonk niet persoonlijk, is het mij inderdaad vreemd te moede.
Ik heb Kellendonk gezien op 6 november 1987 in de Pieterskerk in Leiden, en eerder al in april van datzelfde jaar in het Amsterdamse theater De Balie. Deze nauwkeurige datering haal ik uit de ‘verantwoording’ die is opgenomen achterin Het complete werk Van Frans Kellendonk, want als het gaat om dergelijke concrete gegevens, dan heb je aan een geheugen nauwelijks iets, hoe goed dat geheugen ook is. Ik weet nog waarover Kellendonk sprak, bovendien kan ik het nalezen in Het complete werk, of in de afzonderlijke uitgaven die van die lezingen zijn gemaakt.
Kellendonk had het tijdens het eerstgenoemde optreden over de Altaergeheimenissen van Joost van den Vondel. Hij begon met: ‘Er zijn nogal wat redenen waarom ik heb besloten om deze openbare colleges te wijden aan Joost van den Vondels Altaergeheimenissen.’ Bij het tweede hierboven genoemde optreden liet Kellendonk zijn gedachten gaan over de waarde van de zogenaamde Grote Woorden (‘God’, ‘eeuwigheid’, ‘hemel’, ‘heilig’), om te besluiten met de volgende opmerking: ‘Heilig is wat geheiligd wordt en God troont op de gezangen van de mensen.’
Ik realiseer me plotseling dat ik Kellendonk nóg een keer moet hebben gezien, namelijk tijdens de derde lezing van hem die was gewijd aan Vondels Altaergeheimenissen (uitgesproken op 20 november 1987). Lezend in Het complete werk valt mijn oog op de volgende passage: ‘Een onverhuld zondebokritueel mochten we vorig jaar beleven, met de heksenjacht op de weduwe Rost van Tonningen. Die bereikte zijn apotheose toen de journalist Jaap van Meekren haar, zwetend van afschuw en met uitpuilende ogen, voor de televisie de huid volschold. Van Meekren was vlak daarvoor zelf ongunstig in het nieuws geweest wegens belastinggefoezel. “Oude geit, die de zonden van de wereld wegneemt” - je hoorde het hem haast bidden.’
Ik herinner me dat Kellendonk dat zei, hij stond hoog in het preekgestoelte