[Bzzlletin Proza]
Ik was waar ik was
Over Willem Brakman
Met de roman De sloop der dingen publiceerde Willem Brakman (Den Haag, 1922) alweer zijn zesenveertigste boek - hij nadert Vestdijk. Bij ons thuis staan ze alle zesenveertig in de kast. Stuk voor stuk ook nog eens in eerste druk, op zijn debuut Een winterreis (1961) na, daarvan hebben wij een Reuzensalamander editie. De openingsalinea van Een winterreis is: ‘Wanneer Akijn zijn vader ging bezoeken, zorgde hij er meestal voor na het bezoek iets prettigs in het vooruitzicht te hebben: het bezoek aan een vriend, een wandeling of een bioscoopje. Het steunde hem in de gang naar het huis, waarop hij wist steeds somberder te worden en het hielp hem door de trage gesprekken met zijn vader heen.’ Dit is natuurlijk geen spectaculair proza en ook geen spectaculair goed proza, al is het natuurlijk niet helemaal eerlijk om dit op grond van slechts één alinea te concluderen. Toch lees ik de vroege Brakmanboeken met genoegen, al is het alleen al omdat in dit proza het hoofdpersonage immer een aan de wereld lijdende futloze vader(be)zoeker is.
Echt vernieuwend wordt het werk van Brakman vanaf de in 1980 verschenen roman Come-back, al zullen sommigen de cesuur in dit oeuvre wellicht eerder willen aanbrengen, anderen later en er zullen ook wel literatuurbeschouwers rondlopen die zullen ontkennen dat er van een dergelijke tweedeling sprake is of dat er hooguit kan worden gesproken van een geleidelijke ontwikkeling. Hoe dan ook: vanaf Come-back worden de romans en novellen van Brakman gekenmerkt door overdrijving, gewaagde beeldspraak, geweld, seks, humor en spanning. Moord en doodslag staan centraal in de boeken die gewijd zijn aan de dappere speurders van Scotland Yard, respectievelijk Heer op kamer uit 1988 en De vadermoorders uit 1989. De laatste titel geeft overigens aan dat het in elk geval definitief afgelopen is met het futloze vaderzoeken, de nadruk is komen te liggen op bloeddorstige actie. De wereldondergang, al aanwezig in de novelle Glubkes oordeel (1976), wordt verder uitgewerkt in apocalyptische romans als De oorveeg (1984) en Inferno (1991). Paranoia voert de boventoon in de onheilszwangere roman Een goede zaak (1994). Hierin voert Brakman in een negentiende-eeuws aandoend Den Haag een geheimzinnige broederschap op die zich onledig houdt met maskerades, spionage en het beramen van complotten. De personages van Brakman leggen zich nooit bij de feiten neer maar zijn daarentegen voortdurend in de contramine en maken zich daarbij druk om altijd belangrijke zaken. Ter illustratie hiervan het slot van Ante Diluvium (1998), dat luidt als volgt: ‘“Winnetou is niet dood,”hoorde ik mijzelf roepen, “hij leeft. Zijn naam zal ons bewaren.” Maar de deur ging dicht.’
Brakman is, dat zal inmiddels duidelijk zijn, geen lieflijk auteur. Verkijkje bijvoorbeeld niet op een vriendelijk aandoende titel als Pop op de bank, een boek dat in 1989 als een autobiografie werd gepresenteerd. Terugblikken op de lagereschooltijd gaat daarin als volgt: ‘Grote dank dan ook aan de onderwijzers van deze school, met name de heer Besteman. Meer dan wie ook heeft deze meester me geschaad, vele lessen heb ik van deze bijzondere man mogen ontvangen en geen lid van mijn ziel hem toevertrouwd of het is beschadigd, verbogen, geknakt of gescheurd. Door hem daalde het duister in mij neer, het edel schoolbordzwart verdriet, de zo sterkende en vormende wanhoop, en ik mag wel zeggen dat hij mij voor-