[Nummer 271]
Voor de lezers
van de redactie
BZZLLETIN 271 is gewijd aan ‘het autobiografische’ in de hedendaagse literatuur en literatuurbeschouwing. Aanleiding daarvoor was de veelgebezigde ‘klacht’ dat in de literatuur van de laatste jaren fictieve verhalen het steeds meer lijken te moeten afleggen tegen ‘waar gebeurde’ verhalen. Lezers lijken tegenwoordig vooral geïnteresseerd in romans omdat ze vermoeden dat auteurs daarin hun eigen levensverhaal of -problemen hebben verwoord. Daarbij komt dat in de literaire kritiek literaire argumenten in toenemende mate ondergeschikt lijken te worden gemaakt aan persoonlijke meningen.
BZZLLETIN legde enkele gerenommeerde critici en auteurs een aantal vragen voor, met het verzoek om een reactie. Zo vroegen wij of het klopt dat romanciers tegenwoordig minder vaak zoeken naar fictieve verhalen of verhaalpersonages, en in plaats daarvan meer dan voorheen terugvallen op eigen ervaringen en/of autobiografisch getint materiaal. Daarnaast vroeg de redactie of, wanneer dat waar is, dit een bewuste keuze is, die iets te maken heeft met de voorliefde van het grotere leespubliek voor verhalen waarin de auteur zelf herkenbaar aanwezig is. En ten slotte vroeg BZZLLETIN wat men vond van de ongegeneerde manier waarop bepaalde auteurs en uitgevers gebruik maken van die klaarblijkelijke belangstelling van lezers voor de (al dan niet verzonnen) ‘persoonlijke problemen’ van auteurs.
De reacties op deze vragen vullen het grootste gedeelte van deze aflevering van BZZLLETIN. Verder verdiepte Ron Elshout zich in de problematiek van het ‘autobiografisch recenseren’; hij bekeek hoe literaire critici omgaan met autobiografisch proza. Arie Storm stelde speciaal voor dit nummer een stoomcursus ‘Hoe schrijf ik herkenbaar proza?’ samen, Joris van Groningen dook nog eens in het sterk autobiografisch getinte werk van Connie Palmen en Karel Osstyn keek opnieuw naar de autobiografische romans van Eric de Kuyper.