Bzzlletin. Jaargang 27(1997-1998)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Antoine de Kom reepgordijnen Je zegt een staalkaart haar couleur zeg je en elke dag lijkt hij wel kleurenblind ze kon hem niet vertellen van hoe zij hem vinden zou je zei dat was de afstand oceaan ze had hem dadelijk herkend misschien aan haar jamponica zeg nou hoe is toch haar couleur je vraagt je af waar haalt ze die vandaan café au lait? elnee wcitroen? blauwfoortje? had hier dan toch die postillon d'amour die pater in zijn beste Frans van deze hele zomer liever laten zwijgen luister toch ze wou daarginds vertellen van haar kleur en hij verrukt van alles wat ze vond volgens de pater vliegend in zijn onschuld en zijn zomerpak met zonnebril en al ja alles wat ze hem had kunnen laten zien was haar couleur: de hare hij heeft begrepen wat ze van hem vond hij heeft gebeden met de pater en hij kon zich niet beheersen heeft toen pater op de mond gekust die was gestift in haar couleur en zo bij monde van werd haar couleur verraden [pagina 62] [p. 62] je zal maar uit je bocht ( je zal maar lachend al over de kop) ...je drijft uit dichtgegroeide trens omhoog en je lag veel te zacht op natte sleutels in de duisternis van hoge neuten regen slaaptijd maar maar wie heeft toen je haren gladgestreken wie kon toen de harde houten tafel maar wie heeft die toen zingend schoon staan wie heeft die toen schoon staan vegen? ja je lag op zeil armzalig lam te gieren en je baste wees op je papieren in de donkerte gezichten dood voor ogen waar TL-licht bloot en wittig ieder schminkte elk vergaapte zich aan jouw verlet je kreunen hulpeloos verstikte hik je stamelde je brulde dat je aan geen leven dacht zoals de uitgeredene betaamt je wagen heeft je heb je heeft je auto in die trens en jij zou toen jij ja jij? voor Shrinivási eb: en je handen wrongen zich een weg door dit vermolmend grijze hout, door deur en dorpel, dit [pagina 63] [p. 63] bleek huis al bijna wit, dit drooggevallen wrak. Dan kermen vogels om zo'n donker wak dit roestig zinken dak van droge mest meel vogeldrek er dansen vleugels waar het stooft erwulfd muf dood leeft onderdeks - vloed: dreef dat schurkende karkas langs stadse trap nu stilte stem heeft mensen zich ontlarven naakt en mager. Daar: vleugels breken los, jij met hun meel bepoederd zíngt van huis en wak je huizend hart gepantserd, wrak nog éven dan eb. Gestalte, wadend. Door al droger modder zand [pagina 64] [p. 64] Shrí jij omstóvene Shriní Shrinivási de vogels tuimelen de groen h kolken om je a heen r t vogels die dag toen ze je zwarte daden en dat uur waarop ze je bezaten de minuut waarin je nog verklaarde nooit meer zingen zei je en je snoepte stiekem nog een aardbei en je murmelde verzet je was terug nog even vader aanstaande in de langgerekte schaduw van mahoniebomen daar achter zo'n dikke stam schuil ik je nazaat kijk ik hef mijn hand stout op en kwader weer dan jij de vader tot de tweede macht dan jij die mij verklaarde witter nog dan zwart je liep te hoop in onschuld en het zware deel der natie heeft je toen betaald gehaat [pagina 65] [p. 65] je stond in pak & zon je stond te praten met wel zeven haltepalen toen zijn ze gekomen haalden je met hun verhalen zang van bruin en bloed en bodem je had ten langen leste je herhaald waar je nog klaarder zou bestaan je had je bijna al vertaald in hoog en open zwaaiend hek in houten hal trap kokosloper nee in wát dan uit je warenhuis herinnering? je kon van buiten je verbeelden jij dit wendend niemendal die ventilator fluisterende nee schuddende fan fan fan ven ven ven almaar vaker nee je bént ontkennend voorwerp en je bént gekooide zucht een zacht ruisen dat kunstmatig krakend leven en de schappen almaar leger /sandwichhakken/ /reepgordijnen/ jij je drijft in je bedrading rond de omgevallen staande lampen en om al wat was wat was wat was in 't warenhuis waar jij je alle dagen wilt herhalen Vorige Volgende