Boekenmakersprofiel
Joris van Groningen
Landschap als spiegel van het innerlijk
Eind vorig jaar verscheen bij uitgeverij Saudade de bundel Soldaat aan de Ijzer van Albert Megens. De bundel was binnen één dag uitverkocht. Van een tweede druk kwam het echter niet. Voor lezers die geen beslag konden leggen op een exemplaar bestaat inmiddels de mogelijkheid de schade in te halen: de cyclus is als vierde en laatste afdeling opgenomen in de nieuwe bundel van Megens, Liedjes van een soldaat, die onlangs uitkwam bij uitgeverij Hoenderbossche Verzen. De reeks gedichten beschrijft de poging van de dichter terug te keren naar de tijd van de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen waar bij de rivier de Ijzer en ook de leper zwaar is gevochten. Het landschap verraadt de aanwezigheid van de oorlog, maar waar zit hem dat precies in? Om in het verleden te kunnen doordringen verplaatst de Megens zich in een eenzaam standbeeld dat voor de anonieme gevallenen is opgericht, een roerloze gestalte ‘militant maar ook versteend van angst’. Hij kijkt al zo lang over het landschap uit dat hij er volledig in is opgenomen, wat natuurlijk ook letterlijk het geval is. Allicht kan hij de dichter een inzicht verschaffen. Door het dubbele perspectiefvan dichter en soldaat beweegt de poëzie zich onophoudelijk tussen heden en verleden. Uit de tweevoudige blik wordt duidelijk dat het tijdsverschil nooit volledig kan worden overbrugd. Het landschap geeft zich nooit volledig prijs, het is vertrouwd maar tegelijkertijd ook vreemd. Hoe de verschillende perspectieven in elkaar overlopen wordt fraai geïllustreerd in het volgende fragment:
[...]Bij het naderen van de brug
hoor ik steevast zijn klaaggezang.
Nochtans houdt hij de lippen op elkaar.
De helm heeft hij afgezet, wellicht
voor een dronk uit de rivier of voor
een schietgebed. Hij klampt zich vast
aan zijn geweer. Straks geeft hij grif
de geest aan water, licht en vuur.
De lucht betrekt bij toverslag.
De wind steekt op. Het zand ontploft
als eens op een novemberdag.
Verbindend element in deze gedichten is het landschap. Megens legt een fascinatie aan de dag voor de tegenstelling tussen het zichtbare van de omgeving en wat daarin verborgen blijft, verborgenheden die uiteindelijk ook door de taal niet aan het licht kunnen worden gebracht. In het gedicht ‘Wat mij verlaat’ uit de tweede afdeling komt dit naar voren in een regel als ‘Daarbij blijf ik in de regel zwij-gen,/hoewel die vlucht mij soms ontroert.’ Dit zijn de woorden van een boom in de herfst waarvan de bladeren verkleuren en tenslotte verwaaien op de wind. Deze bladeren vergelijkt Megens vervolgens met vellen papier waarop hij zijn gedichten schrijft. Ze laten hem ‘niet langer uitgedost maar leeg en welomschreven’ achter. Uiteindelijk ontvouwt het landschap zich als een spiegel van het innerlijk.
Albert Megens, Liedies van een soldaat. Uitgeverij Hoenderbossche Verzen