Voorwoord
In dit nummer van BZZLLETIN staat het werk van Leon de Winter centraal. De Winter heeft zich de laatste jaren ontpopt tot een van de meest gelezen en best verkopende romanciers van Nederland. Doet lezend Nederland daarmee een uitspraak over zijn werk, de literaire kritiek lijkt een tegengestelde richting te zijn ingeslagen. Veel criciti menen dat De Winter met zijn roman Kaplan een knieval heeft gemaakt voor de commercie en het makkelijk verdiende geld. Vanaf die roman kunnen zijn boeken dan ook bijna zonder uitzondering op een negatieve, soms zelfs onverholen vijandige ontvangst rekenen. De vraag naar het waarom dringt zich daarbij op: schrijven m.a.w. goed verkopende auteurs oppervlakkige boeken? Naast artikelen over de latere romans van De Winter en een uitgebreid interview met de auteur staat dit nummer van BZZLLETIN daarom vooral in het teken van de poging om de achtergronden voor die negatieve ontvangst te analyseren. Zo gaan August Hans den Boef en Hans Dekkers onder meer in op het kunstmatig onderscheid dat er in Nederland wordt gemaakt tussen ‘literatuur’ en boeken waarin gebruik wordt gemaakt van elementen die als karakteristiek worden aangemerkt voor ‘populaire’ literatuur: de vertelling, de anekdote, de spanning. Ron Elshout belicht de vaker optredende, en soms zelfs malicieuze neiging bij critici om hoofdpersonen uit romans te verwarren met auteurs. Hij voert aan dat die verwarring het zicht op een wel degelijk bestaande, artistieke of levensbeschouwelijke thematiek verduistert.
In een tweetal kortere bijdragen tenslotte wordt de receptie van het werk van De Winter in Vlaanderen en in de joodse gemeenschap onder de loep genomen.