Ron Elshout
Door het leven
Over Tingeling van K. Michel
Een gevaarlijke onderneming
je dromen echt te maken
[...]
Vaya!
Er zit niets anders op
K. Michel [uit: Ja! Naakt als de stenen]
Het is niet voor niets dat K. Michel ons van Tingelings wederwaardigheden in een aantal kaleidoscopisch verspringende verhaaltjes kond doet, terwijl mijnheer Totus Tuus het met veertien genummerde hoofdstukken moet doen. Allebei maken ze veel mee, als je er tenminste vanuit gaat dat kleine gebeurtenissen er ook mogen zijn, maar de manier waarop ze in het leven staan verschilt hemelsbreed. Mijnheer Totus is een tobber en een mopperaar. Zijn verantwoordelijkheden wegen hem zwaar, hij is moe, moe en, vindt hij, nooit gaat het ‘goed’, het gaat altijd ‘nog net niet fout’. Mijnheer Totus is er zo een die, wanneer een grote troep spreeuwen is neergestreken in de bomen op het plein, voornamelijkzeurt over het ‘onvoorstelbare kabaal’. En dat niet uit verwondering, zoals Tingeling, maar omdat hij het zat is!
Tingeling maakt beslist niet minder mee, maar houdt zich volstrekt anders staande in de complexe processen van het leven. Als hem het gepalaver in de stad teveel wordt, lift hij naar het Zuiden en drijft de volgende ochtend op een luchtbed in de Adriatische zee. Wanneer Tingeling eens in een, letterlijke of figuurlijke -dat laat K. Michel fijntjes in het midden -put valt, begint hij een strijdlied te neuriïn en klimt behoedzaam langs de klanken omhoog. Behoedzaam, dat wel, want hij mag in deze wondertjes geloven, maar hij bezit ook een gezonde dosis scepsis: ‘Mooie boel,’ mompelde Tingeling. ‘Wat een waardeloos orakel. Want hoe je ze ook ontleedt, alle uileballen voorspellen de ondergang van het Romeinse Rijk.’
Ik weet niet of ze bestaan, systeemloze fenomenolo-gen, maar daar doet Tingeling me nogal eens aan denken. Een discussie over de aard van ‘zwart licht’ wordt door hem eenvoudig beslecht: dat moet bestaan uit teveel aan licht, want het doet denken aan ‘het verblindende effect dat een overvloed aan feiten heeft. Teveel gegevens leveren te veel mogelijke interpretaties op; ze benemen je het zicht op de zaak’. En als hij één ding niet wil, is dat het laatste. Tingeling wil het leven door ‘met een helder doelloos doel voor ogen en met alle zintuigen opengevouwen’.
Mijnheer Totus maakt weinig mee, maar op een zware manier oppervlakkig; Tingeling (What is in a name?) maakt veel (overigens niet meer dan Totus) mee, op luchtige wijze diep.
Ik houd van Tingelmg. Vaya!
Ron Elshout