Quote
Josje Kraamer
De vierde man
Toen ik op de middelbare school zat - dat was in de eerste helft van de jaren tachtig - leerde ik dat Hermans, Mulisch en Reve (alfabetische volgorde) samen de grote drie vormden van de Nederlandse literatuur (ongeveer zoals die andere Hermans, Kan en Sonneveld de grote drie van het Nederlandse cabaret vormden). Er doet zich echter iets merkwaardigs voor: sinds enkele jaren probeert een vierde man aansluiting te zoeken bij het illustere trio Hermans, Mulisch en Reve. In toekomstige literatuurgeschiedenissen zou hij het liefst het volgende rijtje zien staan: Mulisch, Hermans, Reve en... Holman (in volgorde van opklimmende kwaliteit).
Wie?
Holman.
Holman is de nieuwe Reve. Misschien zou hij dus nog liever het volgende rijtje lezen: Mulisch, Hermans en Holman.
(Toen Gerrit Komrij eens aan Holman werd voorgesteld, schijnt Komrij gezegd te hebben: ‘Holman? Wat een eigenaardig pseudoniem.’)
Op het omslag van het dubbeldikke kerstnummer van HP/De Tijd wordt de potentië le koper voor de gek gehouden door hem ‘het vervolg op De Avonden’ in het vooruitzicht te stellen. Eenmaal met mijn aanschaf thuisgekomen haalde ik onrustig het tijdschrift uit het plasticfolie en er rolde daarbij een klein, dun boekje op mijn bureau: De laatste avond. Een wintervertelling.
Die Reve.
Ik sloeg het boekje open en las: ‘Theodor Holman, De laatste avond. Een wintervertelling.’
Bestaat er een naam voor de geestesziekte die erop neer komt dat je denkt dat je iemand anders bent? Gek 1 in het gekkenhuis: ‘Ik ben Napoleon.’ Gek 2 in het gekkenhuis: ‘Ik ben Alexander de Grote.’ Theodor Holman in het gekkenhuis: ‘Ik ben Gerard Reve.’
Bert Vuijsje, hoofdredacteur van HP/De Tijd, licht het bedrog als volgt toe: ‘Theodor Holman heeft op ons verzoek een stoutmoedig plan volvoerd. In zijn beste Reviaanse stijl beschrijft hij hoe het, een halve eeuw later, met Frits van Egters verder ging.’
Na het boekje gelezen te hebben, kan ik het helemaal eens zijn met de eerste zin van het hoofdredactionele commentaar: ‘1996 was het jaar van het leedvermaak en de zelfoverschatting.’ Ik heb erg moeten lachen om Holmans ‘beste Reviaanse stijl’ (leedvermaak). En ik werd treurig van het feit dat juist Holman probeert te schrijven als Reve (zelfoverschatting).
Het beste wat er over De laatste avond gezegd kan worden, is dat het zowel goed als origineel is, maar waar het goed is, is het niet origineel en waar het origineel is, is het niet goed. (Zo oordeelde Samuel Johnson ooit eens over een hem toegezonden manuscript.) Holman valt in elke kuil waar hij maar in kan vallen. De tweede zin van De Avonden luidt: ‘Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing.’
Holmans tweede zin: ‘Hij keek op zijn wekker met lichtgevende wijzers die op het zelfgemaakte nachtkastje stond.’
Er moet een komma achter ‘wijzers’. Of moeten wij geloven dat de oude Van Egters zijn hele huis volgestouwd heeft met wekkers met lichtgevende wijzers? Zo zit er in elke zin die niet helemaal door Holman van Reve is overgeschreven een storende stilistische fout. Om over de inhoud van het verhaal nog maar te zwijgen.
Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar kondigt voor april 1997 een nieuwe roman van Theodor Holman aan: Hoe ik mijn moeder vermoordde, ‘een roman van een zoon over zijn moeder zoals er in Nederland nog nooit een is geschreven.’
Geef mij maar de voor het eerst in 1980 gepubliceerde roman Moeder En Zoon van Gerard Reve.