| |
| |
| |
Tom van Deel
Twintig jaar Krol
Twintig jaar lang heb ik korte boekbesprekingen geschreven voor Prisma Lectuurvoorlichting, een boek-informatiedienst waar de bibliotheken gebruik van maakten. Een paar jaar geleden onthield de minister, d'Ancona, deze instelling de noodzakelijke subsidie, wat het einde betekende.
Twee informatiediensten, die van het NBLC en Prisma, was haar blijkbaar al te pluriform.
Met veel genoegen heb ik al die jaren - onbezoldigd, het boek mocht je houden - voor Prisma gewerkt en de kaartjes waarop de recensies werden afgedrukt, vullen nu twee kaartenbakken, die ik nog geregeld raadpleeg als ik mijn geheugen wil opfrissen en even ik het kort wil lezen wat ik ergens van vond.
Gerrit Krol is een van de schrijvers geweest wier werk ik bij Prisma van 1970-1990 gevolgd heb - een enkel boek uitgezonderd, dat door een ander werd besproken. Een selectie uit deze recensies achter elkaar, licht geretoucheerd, geeft een goede indruk van mijn grote waardering voor Krol. Misschien zetten ze deze of gene er toe aan om niet alleen maar iets van hem te lezen, maar alles. Een groot schrijver als hij verdient niet minder.
| |
Over het uittrekken van een broek (1970)
Niet alles is poëzie en het is maar de vraag of alles wat Gerrit Krol hier nu, typografisch althans, als poëzie aanbiedt die naam wel verdient. Wie zich daar weinig aan gelegen laat liggen - en waarom zou je je er eigenlijk druk over maken? - kan, ongehinderd door twijfels, veel plezier aan deze teksten beleven. Enkele zijn al bekend uit De ziekte van Middleton waar ze in prozaregels gezet stonden. Wie herinnert zich niet het grappige ‘Over het sparen’, de onuitstaanbare logica ervan? In deze bundel worden we ingelicht over van alles: de bossen bij Hooghalen, pijn, ijdelheid, schaamte, maar bovenal over ‘Eagle Eye Gerrit’. Verbanden met de rest van zijn werk zijn gemakkelijk te zien. De relatie afbeelding-werkelijkheid vormt ook nu weer een belangrijk thema. De helderheid van formulering - Krol ziét wat hij schrijft - en het humoristisch werkende analytisch karakter van veel teksten springen naar voren.
Het meest verheugende is dat Krol zichzelf blijft. Niemand anders immers zou een bundel kunnen besluiten met een lijstje als ‘Waar ik geslapen heb’.
| |
De chauffeur verveelt zich (1973)
‘Dit hele boek gaat over het doel dat ik mij in dit leven stel, zo'n doel heb ik nodig’, schrijft Gerrit Krol in zijn nieuwste roman. Planning, overzicht, orde, regels - daarmee houdt hij zich bezig. Hij doet dat op een ogenschijnlijk wanordelijke manier. Opnieuw bestaat deze roman uit een grote hoeveelheid erg korte stukjes, waarin heel diverse dingen aan bod komen. Maar het doel van deze verbrokkeling is om een eenheid te krijgen die ver boven de traditionele uitstijgt. Je volgt Krol in zijn gedachtenleven, je maakt mee hoe hij ordent en zijn geest dwingt tot formulering van wat voorheen onhelder was. Er gaan verbanden bestaan tussen de onderdelen en het netwerk van stukjes legt thema's bloot: de relatie tot de vrouw, de houding t.o.v. het werk (baan, carrière), de functie van het schrijven. Vooral dat laatste is voor Krol van vitaal belang: dat geeft uitdrukking aan wat je denkt en voelt, aan het ‘verdriet’ waarover in dit boek soms gesproken wordt. De chauffeur verveelt zich is een uitstekende roman, op elke bladzij boeiend, geschreven in een proza waarop Krol patent heeft en dat de schoonheid en de kracht bezit van een sluitende bewijsvoering.
| |
Iin dienst van de ‘Koninklijke’ (1974)
Krol geeft in al zijn boeken betekenis aan begrippen door er in steeds wijdere kringen omheen te schrijven; ongeveer als een meubelmaker die de krullen opspaart die overblijven wanneer hij een kast heeft gemaakt. Die krullen zijn de kringen die Krol om zijn onderwerp heen trekt: ze bepalen dat in zekere zin,
| |
| |
al blijft strikt genomen de betekenis uitgespaard. De kast valt uit de krullen te reconstrueren.
Krol laat ons de schepping van zo'n kast (de roman) meebeleven. Dit keer gaat het om een roman waarin iemands functie centraal staat. De chauffeur verveelt zich handelde daar nog maar ten dele over en in zoverre is dit nieuwe boek er een vervolg op. In dienst van de ‘Koninklijke’ is een knap ingewikkelde roman, minder verhalend en meer beschouwend en met menige nieuwe gedachte, geformuleerd op die onvervangbare Krol-manier.
| |
Halte opgeheven en andere verhalen (1976)
Deze verhalenbundel geeft een goed beeld van vijftien jaar schrijverschap. Krol herdrukte er tien verhalen in uit Kwartslag (1964), de novelle De zoon van de levende stad (1966), wat verspreid werk en een nog nimmer gepubliceerd verhaal. Zoals hij zelf al vaststelt in de amusante inleiding tot dit boek, heeft zijn schrijven een ontwikkeling doorgemaakt die je het afnemen van fantasie kunt noemen. De vehalen uit Kwartslag zijn voor het merendeel gekunsteld (de hijvorm en de vaak nogal absurde wendingen illustreren dat), in De zoon van de levende stad staat Krol zich al heel wat meer vrijheid toe, maar pas in later jaren bereikt hij dat ogenschijnlijk gemak van vertellen, met veel invallen en snelle verschuivingen. ‘In die nieuwe verhalen is niets verzonnen; alleen de stijl, die heb ik bedacht’, zegt Krol. Zijn ontwikkeling, kun je zeggen, is er een van inhoud naar vorm. Dat de inhoud daar allerminst onder lijdt, bewijst het laatste werk. Hoe meer Krol denkt en hoe minder hij bedenkt, hoe leesbaarder hij wordt.
| |
Polaroid. gedichten 1955-1976 (1976)
De titel van deze verzamelbundel brengt poëzie in verband met kijken. Polaroid is een middel - bekend van zonnebrillen - om iemands waarneming te beïnvloeden: het verzacht enerzijds, maar doet ook tegenstellingen beter uitkomen. Wie een polaroidbril opzet, ziet, kortom, scherper. Welnu, poëzie is voor Krol in de eerste plaats polariserend kijken. Er staan in de bundel veel beschrijvingen en precieze anekdoten; steden, meisjes, sfeer, herinnering - Krol beschrijft alles uiterst helder. Zijn poëzie onderscheidt zich door deze eigenschap. Hoewel de vroege gedichten tamelijk traditioneel - vaak ook rijmend - verlopen, overweegt ook daarin het visuele. In het latere werk komt er steeds meer polaroid-redenering bij; het soort exact formuleren van gevoelsbewegingen of gedachtengangen waarop Krol, ook in proza, patent heeft. Zijn poëtisch oeuvre ontwikkelt zich opvallend parallel aan het proza: van traditioneel (anekdotisch) naar krols (filosofisch). Voor Krol blijkt er tenslotte weinig verschil te bestaan tussen proza en poëzie.
| |
De weg naar Sacramento (1977)
Gerrit Krol schrijft elk nieuw boek vanuit een nieuw middelpunt. De chauffeur verveelt zich (1973) had als kern de tegenstelling hard-zacht; De laatste winter (1970) speelde zich af rond het begrip ‘zitten’; In dienst van ‘De koninklijke’ (1974) analyseerde noties als ‘functie en ‘waarde’. Zo zou elk Krol-boek met een aantal tamelijk abstracte woorden gekarakteriseerd kunnen worden. In De weg naar Sacramento gaat het om recht/onrecht of - algemener gezegd - om oorzaak/gevolg. Een intrigerende vraag is: ‘hoe vaak gebeurt iets?’ Vanwege zulke vragen is elk boek van Krol al direct iets bijzonders. Ik ken geen schrijver die op iedere bladzij zoveel te overdenken geeft. Naast filosofie en abstractie bevat de roman - zoals gebruikelijk - een concrete anekdote. Het is weer het verhaal van een man die zich met de wereld, oftewel met vrouwen, meet. De hoofdpersoon vermoordt zelfs een vrouw. Deze misdaad werpt zijn schaduw over het hele boek, dat kan worden beschouwd als het verslag ervan. Herhaaldelijk is sprake van de ‘ziekte’ van de hoofdfiguur. Wat die ziekte precies inhoudt, legt Krol uit aan de hand van talloze, scherpgeformuleerde beelden en vergelijkingen.
| |
De tv.-bh. essays (1979)
In De tv.-bh staan stukjes die Krol voor de Achterpagina van NRC Handelsblad schreef. Krol noemt ze - provocerend - ‘essays’: ‘stellig van toon’, ‘waarschijnlijk niet waar’, ‘maar wel aantrekkelijk’. Er zitten korte verhalen tussen, boekbesprekingen, sentimentele
| |
| |
stukjes en complete, zij het korte verhandelingen. Ergens in dit verrukkelijke boek schrijft hij dat hij dacht dat vlinders maar wat raak vlogen, maar dat proeven hebben aangetoond ‘dat bij vlinders de willekeur in de omgeving zit (onregelmatige geurgolven) en dat de vlinders zelf zich uiterst systematisch gedragen.’ Ik geloof dat dit een metafoor is voor Krols manier van schrijven: de omgeving dringt talloze onderwerpen en overwegingen op, de schrijver gaat erop af, want het bevalt hem. Zo heerst er in De tv.-bh een schijnbare willekeur, maar wie het boek heeft gelezen weet, dat wat van buitenaf gefladder leek, van binnenuit gezien een rechte lijn is.
(illustratie: Siegfried Woldhek)
| |
De ziekte van Middleton (2e druk 1979)
‘De kwestie is natuurlijk dat ik ziek ben. Niet wat mijn lichaam betreft, ik kan wel honderd jaar worden, maar mijn geest. Mijn geest is niet in orde. Hij is wel scherp - als ik niet scherp zie, zie ik heel weinig - wel scherp dus, maar ook gevoelig, wat niet te rijmen is, zou je zeggen.’ Het is deze ziekte waar het proza van Gerrit Krol, al jaren, de uitdrukking van is. De tweede druk van De ziekte van Middleton - in feite nauwelijks gewijzigd - komt tien jaar na de eerste. Het is een van Krols lichtste boeken en als verzameling fragmenten stellig ook het minst samenhangend. Zijn speurtocht naar de pin-up girl Margaret Middleton, met de reuzeborsten, is weliswaar een afronding van een heleboel vrouwenavonturen, maar de roman kent zoveel zijwegen en is zo vol terloopse gedachtengangen, dat men het geheel beter kan opvatten als de dwarsdoorsnede door een scherp en gevoelig hoofd, dat verhalen vertelt, ideeën uitwerkt, grapjes maakt, redeneringen opzet. Kopland heeft over de roman eens gezegd: ‘Dit is wat Krol ons laat beleven: hóe wij denken, waarnemen, voelen, en niet wát, hoe wij met de zogenaamde werkelijkheid om ons heen omgaan en niet welke die werkelijkheid is, want die is alleen zoals wij hem beschrijven.’ Het is verheugend dat eindelijk Krols werk als belangrijk en bijzonder wordt erkend - deze herdruk en die van Het gemillimeterde hoofd bewijzen dat.
| |
| |
| |
Een Fries huilt niet (1980)
Dit is ongetwijfeld, tot dusver, Krols meest geslaagde roman. De honderden stukjes tekst, waaruit hij gewoonlijk zijn romans samenstelt, staan in een perfecte spanning. Het verhaal is weer marginaal: Robert Roffel meet zijn wereld af aan enkele vrouwen, en vooral aan Yvonne, zijn echtgenote. Hun relatie loopt zelfs op scheiding uit. Zoals altijd bij Krol wordt er nogal wat door de wereld gereisd. Al deze beweging op anekdotisch niveau moet evenwel houvast geven aan veel belangrijkere, innerlijke bewegingen. Roffel piekert over het systeem dat aan de omgang van mensen met elkaar en met de werkelijkheid ten grondslag ligt. Hij probeert, met behulp van analogieën tussen psychische en fysische realiteit, greep op het bewegende te krijgen. Dit keer zijn Krols filosofieën van een buitengewoon geconcentreerd gehalte en snijdender en somberder dan ooit. Hevig komt op iedere bladzijde tot uitdrukking hoe Roffel er enerzijds naar verlangt opgenomen te zijn in een geheel, en anderzijds alles doet om zijn isolement te waarborgen. Roffel is namelijk, behalve kantoorman, vooral schrijver: hij zegt dat dit boek zijn enige drijfveer is. De titel verwijst naar een jeugdervaring die hem hardheid heeft bijgebracht. Streng voor zichzelf, en voor ons, onderzoekt hij zijn leven en dat van anderen. Het huilen dat intussen hoorbaar is, krijgt een harde en hanteerbare vorm in deze ronduit briljante roman.
| |
De man achter het raam (1982)
In deze roman laat Krol een computer de behoefte voelen mens te worden. De computer heet Adam en krijgt een lichaam; hij gaat zelfs een vrouw liefhebben, maar uiteindelijk wordt hij ontmanteld. Door een computer als hoofdpersoon te kiezen heeft Krol zich in staat gesteld om de mensen en de wereld te bekijken vanuit een ongebruikelijk standpunt. Aangezien de intelligentie van een computer geprogrammeerd wordt door mensen (zelfs Adams menswording is in het programma inbegrepen) levert zijn kijk op de dingen niet iets onmenselijks op, maar juist iets heel ontroerends. Adam doorziet de gebeurtenissen, bewegingen in de werkelijkheid en denkprocessen alsof hij vanuit de absolute stilstand het diepgaandste oordeel heeft over wat er in het domein van de beweging geschiedt. ‘Ik ben dood en daarom denk ik’, zegt hij ergens. Door het hele boek heen speelt de metafoor met het schrijven; het is namelijk de schrijver zelf die door alle kieren - de regels wit - in dit proza hoorbaar is. Dat blijkt al uit de samenvatting: ‘Dit is het verhaal over een man die zijn hele leven in een stoel zit.’ Stilgezeten beweegt de schrijver zeer, zijn geest waagt zich aan verre landen en moeilijke problemen. Het schrijven is van die beweging de stil-ogende oplossing.
| |
Scheve levens (1983)
De bewerking van zijn gelijkmatige feuilleton uit De Volkskrant, onder toevoeging van enkele passende, her en der gepubliceerde teksten, is een van Krols meest actuele boeken geworden. Het verhaal wordt, zoals we van hem gewend zijn, onderbroken door bespiegelingen, maar dit keer zijn die sterk op maatschappelijke problemen gericht. Krol ontvouwt denkbeelden over rechtvaardigheid, geluk, gelijkheid, de doodstraf enzovoort. ‘Er is behoefte aan inzicht onder de mensen’, staat ergens. Behalve om de denkbeelden is dit boek ook uniek in Krols ontwikkeling vanwege de geslaagde, geestig-satirische gesprekken. Krol blijkt een getalenteerd schrijver van dialogen. Centraal staat een echtpaar dat een huis koopt waar zich later een blijf-van-mijn-lijf-huis naast vestigt. Om deze gebeurtenis heen groepeert Krol talloze voorvallen ‘van deze tijd’, waardoor zijn boek ook een soort zedenschets wordt van de jaren zeventig, met Groninger kleine zielen als hoofdrolspelers.
| |
De schriftelijke natuur. essays over kunst en wetenschap (1985)
Krol verstaat als geen ander in onze literatuur de kunst om onderwerpen die al op alle mogelijke manieren zijn doordacht, op zijn eigen en telkens weer zeer aantrekkelijke manier te behandelen. In deze bundel doet hij dat bijvoorbeeld met de wiskundige ideeën van L.E.J. Brouwer en met de relatie tussen kunst en wetenschap, cq. de computer. Als hij een recensie schrijft op Battus' boek Rekenen op taal be- | |
| |
gint hij bij het laatste hoofdstuk om tenslotte bij het eerste te eindigen, geheel conform de manier waarop hij, achteraan beginnend, een boek doorbladert. Krols ongebruikelijke, altijd verrassende manier van denken is verwant aan het laterale denken dat jaren geleden door De Bono werd gepropageerd, aan wie Krol hier een bijdrage - uit 1970! - wijdt. Het begrip ‘boeiend’ staat in zijn kunstopvatting hoog genoteerd. De schrijver Calvino valt hem in dat opzicht tegen en hij laat zien, met een voorbeeldverhaal, hoe hij het, inderdaad, beter kan. Krol ‘laat zich niet intimideren door de logica’, hij maakt eigen waarheden, die uitblinken in formulering, ook wel elders in de bundel worden tegengesproken, maar er in alle gevallen als onderhoudend en nieuw uitspringen. Schrijven over de natuur (in ruime zin) vat hij heel juist op als een vitale handeling: ‘het vergroot ons leven.’
| |
Maurits en de feiten (1986)
Een jongen wordt van moord verdacht. Hij komt terecht in het eindeloze circuit van ondervragers en hulpverleners, die hem ook na een verblijf in de gevangenis blijven bestoken. Het gaat hen om de feiten: wat is er precies gebeurd? Krol ontraadselt gaandeweg Maurits' situatie - de medeplichtigheid van zijn stiefmoeder komt pas later aan het licht - maar die ontraadseling is eigenlijk eerder een complicering van het geval. Het gaat in dit boek om kwesties van schuld en straf en niet eerder is Krol in zijn bespreking van morele problemen zo ver en diep gegaan. Ook technisch is er iets veranderd in vergelijking met zijn vorige boeken: de dialoog, of flarden gesproken taal, heeft hij niet eerder zo benut. Veel fragmentjes (want uiterlijk is dit weer een echt Krol-boek met veel witregels) staan tussen aanhalingstekens en geven de visie van anderen op de zaak-Maurits weer. Het procédé is bij uitstek geschikt om een caleidoscopisch beeld te geven van Maurits en zijn ‘feiten’.
| |
Helmholtz' paradijs (1987)
Een verzamelbundel van stukjes die Krol onder de kop ‘Digitaal’ in het wetenschapskatern van De Volkskrant publiceerde. Krol heeft zich duidelijk laten inspireren door de plek waarvoor hij schreef. Het is ook waarschijnlijk dat er daarom in zijn roman Maurits en de feiten zo weinig wetenschap en bespiegeling over kunst voorkomt - hij reserveerde dat voor de Digitaal-column. Hoewel Krol meestal een concrete en beeldende uitdrukking geeft aan ideeën en redeneringen - hij werkt graag met vergelijkingen, vertelt toepasselijke anekdotes, kweekt een stemming door beschrijvingen - komen er toch buitengewoon elementaire en abstract-filosofische kwesties aan de orde. Dat bewijst de index die hij heeft toegevoegd aan de bundel. De drijfveer voor het maken van die index ‘was het gevoel dat al die stukjes, hoe afzonderlijk ook verschenen, en zelfs hoe afzonderlijk ook geconcipieerd, uiteindelijk met elkaar te maken hadden. Pas door deze index werd dat gevoel zichtbaar.’
| |
De weg naar Tuktoyaktuk (1987)
Krol heeft zijn roman De weg naar Sacramento radicaal gewijzigd, zozeer dat er van een ander boek gesproken moet worden: De weg naar Tuktoyaktuk. In de eerdere roman kwam tegen het eind een moord voor. Krol achtte die moord niet goed voorbereid en bovendien overkwam het hem dat hij eigenlijk een roman wilde schrijven over een man die geen moord durfde te plegen. Zowel naar inhoud als naar vorm is De weg naar Tuktoyaktuk een nieuw boek, meer geschreven in de geest van de huidige Krol. Die legt sterker dan vroeger de nadruk op samenhang en besteedt meer aandacht aan het verhaalverloop. Bij alle versobering is hij aangrijpender en diepgaander, kortom veel sterker geworden. De grapjes zijn verfijnder, harder ook: het is duidelijk dat hij meer aandurft als het erom gaat de positie van zijn hoofdfiguur in de wereld en diens omgang met vrouwen te beschrijven. Achterin de roman heeft Krol een schitterend essay opgenomen, met als titel ‘Wanneer is een boek af?’, waarin hij verantwoording aflegt voor zijn herschrijving.
| |
Voor wie kwaad wil: een bespiegeling over de doodstraf (1980)
Het is niet onverwachts dat Gerrit Krol komt met een beschouwing over een van de meest onbespreekbaar
| |
| |
geachte onderwerpen: de doodstraf. Zijn roman Maurits en de feiten preludeerde al duidelijk op deze kwestie. Zijn invalshoek is contrair die van het huidige strafrecht, waarin weinig of geen aandacht wordt geschonken aan het slachtoffer van onrecht, maar des te meer aan de dader. De onrechtvaardigheid hiervan loopt als een rode draad door dit betoog, dat niet alleen stilistisch schittert, maar ook denkmatig en logisch een hoog niveau heeft. Er zijn, zo veronderstelt hij, misschien misdrijven waarop geen ander antwoord past dan de doodstraf. Niet uit wraakgevoel, maar uit medegevoel met het slachtoffer of degenen die hun leven lang lijden onder het gepleegde misdrijf. Dit essay is evenwel niet zozeer een pleidooi voor de herinvoering van de doodstraf - Krol vindt nergens expliciet dat dat moet - maar veeleer een discussiestuk, waarin de noodzaak om in passende gevallen wel degelijk het slachtoffer of de nabestaanden rechtmatige genoegdoening te geven door middel van het opleggen van de doodstraf tot de mogelijkheden wordt gerekend. Krol vindt ons ‘humane’ denken over rechtspleging een uitwas van beschaving en wijst op de ‘barbaarse schreeuw van het slachtoffer’ waar wij geen oor voor hebben. Pas als die tot ons doordringt, vindt hij, ‘zijn wij echt beschaafd’.
| |
De hagemeijertjes (1990)
Hoe komt een stad ten val? Dat heeft Krol zich, met in het achterhoofd de spectaculaire verwoesting van Jericho (zijn motto luidt: ‘Jozua 2:1-6:27’) afgevraagd en hij heeft de kwestie actueel gemaakt. Hij verhaalt over Grootzijl, een stad aan de Waddenzee, waar na enorme stedebouwkundige ontwikkelingen tenslotte niets helpt tegen de verzanding van de haven. Grootzijl is gedoemd de grootse toekomst op te geven en de stad verdwijnt in zekere zin. Het gaat in deze roman behalve over de omgeving en de natuur die haar gang gaat, over mensen en hun onderlinge relaties. Zoals in de latere boeken van Krol steeds gebruikelijker wordt, bestaat een groot deel van de tekst van het boek uit dialogen of zinnen die iemand (wie?) zegt. Krol is een grootmeester geworden in het aan elkaar lassen, met behulp van regels wit, van snel op elkaar reagerende fragmenten. De centrale figuur in dit boek is de pendant van de hoer Rachab uit Jericho, de overspelige ‘stadspoes’ Willeke Hagemeijer, vrouw van de wethouder voor ruimtelijke ordening, later burgemeester van grootzijl. Behalve haar wederwaardigheden staan er in het boek prachtige filosofische overwegingen over het stromen van zeewater, wegen op het water, het optreden van een ander soort mens enzovoort. Het is, als combinatie van verhaal en nadenken, een echte Krol-roman.
|
|