Robert-Henk Zuidinga
Taal in Letteren
Sommige dichters hebben niet genoeg aan hun eigen werk, maar vieren hun inspiratie ook bot op andersmans verzen, niet zelden zo intensief dat dat hele bundels vol persiflages en parodieën, parafrases en pastiches opgeleverd heeft. Drs. P vulde, als Coos Neetebeem, Antarctica (1980), waarin hij bijvoorbeeld de kern van Willem Kloos' bekendste sonnet terugbracht tot
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
Maar verder ben ik helemaal gewoon
Met haaruitval en spijsverteringsklachten
en die van A.C.W. Starings ‘Oogstlied’ (‘Sikkels klinken; Sikkels blinken; Ruisend valt het graan. Zie de bindster gaâren! Zie, in lange scharen, Garf bij garven staan!’) tot
Als je iemand weg ziet hinken
Gerrit Komrij publiceerde een bundel met de alleszeggende titel Onherstelbaar verbeterd, waarvan dit voorjaar een derde, verbeterde druk uitkwam en waarin hij een aantal gedichten compleet herschreef. ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem, althans het eerste kwatrijn daarvan,
Natuur is voor tevredenen en legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
werd bij Komrij
De Kalverstraat
Cultuur is om m'n reet mee af te vegen.
En dan: wat is cultuur nog in dit land?
Een steekje los, een stukje in de krant,
Gekeuvel met wat prietpraatjes ertegen.
Het leukste voorbeeld van een volledige herdichting leverde Kees Stip, die J.W.F. Werumeus Bunings Mária Lécina (1932) parodieerde tot Dieuwertje Diekema (1943), dat alleen al herinnerd dient te worden omdat het Werumeus Bunings regels
Honderd klokken van Londen doen Londen bonzen
en vier kathedralen Genua
Maar geen brons kan zo in het donker bonzen
als het hart van Mária Lécina
In Huizen suizen de lichtgasbuizen
en de waterleiding in Amsterdam
maar geen buis kan zo in het duister suizen
als het suisde in zijn hersenpan.
Anderen stellen zich een nog zwaarder taak, het schrijven van een anaclept. Battus definieert in zijn Opperlandse taal- en letterkunde (1981) het anaclept als: ‘een gedicht dat alle woorden van een ander gedicht, in andere volgorde, bevat’. Ik ben de term anaclept in geen enkele andere bron tegengekomen, in literaire handboeken noch in etymologische noch in algemene naslagwerken, zodat we niet moeten uitsluiten dat Battus het woord zelf heeft geconstrueerd. Maar het verschijnsel is te leuk om ongenoemd te laten en, belangrijker dan dat, het bestaat, al was het maar omdat Rudy Kousbroek het beoefend