| |
| |
| |
Martin Ros
‘De hele wereld moet nog duizend jaar lang over mij spreken’
Over het geval Fritz Haarmann
I
In 1916 verschijnen in Duitse kranten de eerste oproepen aan de bevolking om meer bloed te drinken. Ossebloed bijvoorbeeld wordt gepropageerd als bij uitstek een Volkskräftigungsmittel. De bloederigheid van de loopgravenoorlog lokt blijkbaar een nieuwe mystiek-van-het-bloed uit. Triomfantelijk wordt Goethe geciteerd: ‘Bloed is een heel bijzonder soort levenssap.’ (In Frankrijk gebeurde trouwens hetzelfde; op een herdenkingsmonument voor de gevallenen in La Valette prijkte ook een tekst van de verzamelde slachterijen in Parijs: ‘La Boucherie en gros’.)
Al vóór Fritz Haarmann een begrip werd als bloeddorstige weerwolf in het tijdperk van de motor en de elektriciteit, woedden de massamoordenaars Denke en Grossmann. Denke pekelde het vlees van zijn slachtoffers en bood het aan slagerijen te koop aan, Grossmann vermoordde veertien vrouwen die hij verwerkte tot worstjes.
De in juli 1924 in Hannover gearresteerde Haarmann onderscheidde zich van Denke en Grossmann doordat tijdens het proces tegen hem werd vastgesteld dat hij nagenoeg impotent was. Met de ten minste vierentwintig jongens die hij op gruwelijke wijze vermoordde - bij aanvang van het proces werd hij zelfs verdacht van 147 moordpartijen - door hen de strot door te bijten, soms terwijl zij sliepen, meestal tijdens innige omhelzingen, beoefende Haarmann slechts het wederzijdse onaneren. Vol afschuw beweerde hij bij hoog en bij laag nimmer een ‘Hinterpommer’ te zijn geweest.
Weliswaar doodde Haarmann zijn slachtoffers in een roes, maar de relaties die hij met jongens aanknoopte stonden steeds in dienst van een rationeel doel: zich meester maken van hun kleren om die op de rommelmarkt te verkopen.
Voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog handelde Haarmann in kleding en in vlees. Omdat hij de vermoorde jongens slachtte en de beenderen overal in Hannover in parken, onder bruggen en in bosschages verstopte, groeide het gerucht dat hij hun vlees ten dele zelf opat, ten dele verkocht. Haarmann heeft dit altijd ontkend. Niettemin luidt een hardnekkig gerucht dat half Hannover een paar dagen lang heeft overgegeven toen bekend werd hoeveel jongens hij had geslacht.
De in 1879 geboren Haarmann bleek bij zijn arrestatie in 1924 ongeveer éénderde van zijn leven in het gekkenhuis en in de gevangenis te hebben doorgebracht. Hij werd ten minste vijftien keer veroordeeld, meestal wegens diefstal - vaak haalde hij wasgoed van de lijnen -, mishandeling - hij tuchtigde onder meer vreselijk zijn eigen vader - en schending van de eerbaarheid - meestal onzedelijke handelingen als fellatio met kleine jochies.
| |
Bloedroes
Het proces tegen Haarmann kwam door twee zaken nóg sterker in de belangstelling dan enkel als spektakel rond een seriemoordenaar. Haarmann bleek al tijdens de oorlog in dienst te zijn getreden als spion en helper van de politie. Als Spitzel (politiespion) stond hij, toen hij werd gearresteerd, zelfs zo hoog bij de politie aangeschreven dat men hem, ook al gold hij al als de grote verdachte, nog rustig naar huis liet gaan.
Voor verdere ruchtbaarheid zorgde de schrijver, filosoof, historicus en psycholoog Theodor Lessing. Hij volgde het proces tegen Haarmann en opende een kruistocht tegen de rechters, die hij beschouwde als niet meer dan afvoerventielen voor geblokkeerd sadisme. Volgens hem vertegenwoordigden de rechters een samenleving die geen enkel recht
| |
| |
van spreken had. Uit haar eigen bloedroes was immers het monster Haarmann voortgekomen, een monster dat overigens door Lessing niet toerekeningsvatbaar werd verklaard. Lessing vocht zijn conflict met de gevestigde orde - inclusief de sociaal-democraten die volgens hem de revolutie hadden vermoord - verder uit in zijn in 1925 verschenen boek, de bestseller Haarmann, Die Geschichte eines Werwolfs (het boek werd in 1989 bij uitgeverij Luchterhand herdrukt met inleiding, noten en commentaar van Lessing-biograaf Rainer Marwedel).
De Calenbergstraat in Klein-Venedig
Lessing tekende Hannover als een waar Duits Sodom. Van de 450.000 inwoners waren er in 1918 volgens hem 40.000 prostituée, waarvan het merendeel mannelijke. Deze hadden zich, vergezeld van een welig tierende misdaad, vooral verschanst in de oude binnenstad, Klein-Venedig.
Hannover was na de oorlog een centrum geworden van ontwortelden, havelozen, wezen, van de fronten teruggekeerde a-sociale soldeniers, enzovoort. Zij maakten Hannover tot de ‘fahlsten unsere Städte’, tot het brandpunt van het ergste en misdadigste Luderwesen, dat met al z'n zonden en uitwassen als een boemerang terechtkwam op de burgerlijke schijn-democratie die na de bloedroes van de wereldoorlog alweer reikte naar de roes van een nieuw irrationalisme - het fascisme.
Uit het boek van Lessing wordt, ook als men het nu herleest, niet duidelijk waar hij precies naartoe wil met zijn theorie. Er is sprake van een tekening van de wereld van Haarmann als het definitieve menselijke inferno, er is óók sprake van een verdediging daarvan tegenover de burgerlijke samenleving die in wezen alles op z'n geweten heeft.
| |
Snor
Lessing overdrijft graag en veel. Het zeer doelbewuste optreden van Haarmann zinkt wat weg naast diens gestalte als demonische weerwolf. Hij laat Haarmann bijvoorbeeld likkebaardend naar zijn geslacht grijpen als hij alleen maar het woord ‘jongen’ hoort. Maar hij weet (als psycholoog nog wel) geen raad met de veel intenser drijfveer dan die van de wellust die kennelijk bij Haarmann domineerde: diens behoefte aan tederheid. Het was vanuit die behoefte dat Haarmann alleen maar wilde likken en zuigen - het bijten van de jongens was ‘vertederend’ bedoeld en ging - buiten zijn wil om - vervolgens over in dóór- en doodbijten (Haarmann bleek voortdurend over een sterk gevoel voor logica te beschikken; als kind viel hij flauw wan- | |
| |
neer hij hazen en konijnen geslacht zag worden, maar om zijn slachtoffers van de aardbodem te doen verdwijnen kreeg hij zonder blikken of blozen - omdat het wel moest - het slachten van mensen onder de knie).
Lessing richtte al zijn toorn tegen het schijnheilige gerecht, de reactionaire sociaal-democraten en de falende politie. Maar Haarmann, die nachtenlang de omwonenden uit hun slaap hield met zijn kloppen, zagen en hameren (de riolering in de huizen raakte regelmatig verstopt door de daarin opgepotte vleespartijen) moet jaar in jaar uit door een uitgebreide clan van vrienden en relaties beschermd zijn.
Haarmann mag dan een weerwolf geweest zijn, hij zag er als het moest keurig uit en plakte zich soms een snor op die hem op menig toekomstig nazi deed lijken. Hij was gepokt en gemazeld in de criminaliteit, maar dat belette hem niet er tijdelijk ook een detectivebureau, Lasso, op na te houden. Soms poseerde hij ook als middernachtzendeling op het station van Hannover, waar hij de meeste jongens oppikte.
Lessing beschrijft dat Haarmann zich als een demon stortte op de sjieke Hans Grans, die op Haarmanns beschuldigingen zou worden veroordeeld als medeplichtige. Grans was echter helemaal niet sjiek. Hij zag er uit als een aap en was zeker zo behaard als een aap. Voordat Haarmann hem als logé toeliet - hij raakte Grans nimmer aan - moest deze zich geheel ontharen. De vriendschap tussen hen bewoog zich op het scherp van de snede, geregeld stonden ze met messen in de vuist tegenover elkaar.
Waarschijnlijk is juist Haarmanns betrekkelijke ‘normaliteit’ de oorzaak geweest dat hij als monster zo lang incognito kon gaan. Tegen de achtergrond van wat we nu weten over de levens van diverse seriemoordenaars past de figuur van Haarmann dan ook veel eerder in dat stramien dan in de duizelingwekkende filosofische en politieke speculaties waarin Lessing hem per se probeerde onder te brengen. Dat neemt echter niet weg dat zijn boek, inclusief de speculaties en overdrijvingen, een unieke, voor die tijd buitengewoon knappe en pakkende monografie is van een uiterst sinistere case-history.
| |
II
Verwaarloosd monument
In 1990 stortte Friedhelm Werremeier, die naam maakte met enkele boeken over seriemoordenaars onder wie Jürgen Bartsch, zich op de affaire Haarmann, nadat er zo'n twintig jaar lang geen nieuwe boeken over hem verschenen waren. Er waren twee prikkels voor Werremeier. In Hannover ontdekte hij dat het herdenkingsteken voor de slachtoffers van Haarmann totaal verwaarloosd was omdat de familieleden nimmer de kosten voor het onderhoud hadden willen opbrengen. Bovendien legde hij de hand op de tekst die Haarmann kort vóór zijn dood schreef en die hij had voorbestemd om op het monument te figureren:
Zum Ewigen Andenken an den Massenmörder Fritz Haarmann und seine Opfer. Die Knochen sollen alle mit mir beerdigt werden und alle Welt soll noch in tausend Jahren von mir sprechen.
Was Haarmann als Ruinenbaumeister inderdaad een soort voorloper van de massamoordenaar Hitler geweest, en had hij zich ook zo gevoeld?
Was Haarmann in enig opzicht ook te beschouwen als een voorloper van de moderne seriemoordenaar?
In het in 1992 bij VGS Verlagsgesellschaft te Keulen verschenen, naar mijn berekening 23e boek over Haarmann (Haarmann, Nachruf auf einen Werwolf, Die Geschichte des Massenmörders Friedrich Haarmann, seiner Opfer und seiner Jäger), heeft Werremeier geprobeerd datgene te formuleren wat Haarmann zelf waarschijnlijk beschouwde als het antwoord op deze vragen.
Het is een overwegend in warrige stijl geschreven boek, een afwisseling van journalistieke reportage en faction/fiction. Werremeier zet scènes in elkaar waarin allerlei betrokkenen bij de affaire met elkaar converseren, hij verzint voorvallen en dialogen die in een roman thuishoren. Maar zijn boek is zeldzaam waardevol door één reusachtige vondst: die van de privé-detective Paul Sebastian.
| |
| |
Links op de foto: Fritz Haarmann
| |
Vers vlees
Sebastian heeft al in de zomer van 1921 op grond van eigen onderzoek een rapport geschreven waarin hij tot de conclusie kwam, dat Haarmann de figuur was die de plotselinge verdwijning van een aantal jongens beneden de achttien jaar in en rond Hannover op zijn geweten had. Kort na de Eerste Wereldoorlog was Sebastian op het spoor gezet door de fietsenmaker Koch, wiens zoontje in september 1918 was verdwenen. De politie, in de houdgreep van de ontreddering die eerst de Duitse nederlaag en vervolgens de revolutie (die overigens niet doorging) teweegbrachten, had volgens Koch geen enkele poging gedaan de jongen op te sporen. Een agent zou zelfs tegen de vader gezegd hebben: ‘Het was erger geweest als je een fiets kwijt was. Nu heb je een eter minder.’
In 1919 al was Koch door een aantal toevallige ontmoetingen ervan overtuigd geraakt dat Haarmann, die voor de politie in Hannover vooral in de avonden en nachten op en rond het station actief was, met de verdwijning van zijn zoontje te maken had gehad. Op verzoek van Koch ging Sebastian, die dol was op Amerikaanse gangsterromans en hoopte via de ontdekking van een vette misdaadkluif beroemd te worden, maandenlang de sporen van Haarmann na. Hij inventariseerde ten eerste dat Haarmann (deze vertroetelde Spitzel voor de politie) intussen een paar keer voor soms enkele weken de kast was ingegaan wegens verduisteringen en wegens aanrandingen van jongens die hij weliswaar niet verduisterde of doodmaakte, maar toch op schandelijke wijze tot fellatio dwong.
Sebastian ontdekte dat Haarmann op ongeregelde tijden ineens leurde met vers kippe- en konijnevlees. Soms moesten hele gezinnen, na het vlees verorberd te hebben, ongeveer een dag lang overgeven. Sebastian noteerde een bizar grapje in de achterbuurten rond Klein-Venedig waar Haarmann meestal rondzwierf: hij werd er begroet met ‘Hallo, Menschenschlachter’. Ook wist Sebastian Frau Engel, die zorgde voor diverse transito van de tassen met vlees waarmee Haarmann kwam aanzetten, over te halen hem te vergezellen naar het politiebureau. Daar verklaarde zij dat Haarmann, vlak na het verdwijnen van zes jongens die Sebastian had weten te traceren, overvloedig met vlees had gevent. En ook liet Sebastian vlees voorleggen aan een arts. Deze constateerde niets bijzonders, maar gaf later toe dat hij toen juist neusverkouden was en elke smaak en geur miste.
De politie bleef onvermurwbaar. Topman Rätz heeft het rapport over Haarmann nooit ingezien of tenminste geruisloos laten verdwijnen. Tijdens het proces tegen Haarmann heeft hij ontkend het ooit te hebben ontvangen.
Sebastian had in het rapport verduidelijkt hoe het politiecorps van Hannover aan elkaar hing van wangedrag en kleine criminaliteit. De helft van de politiebeambten had nauwelijks enige opleiding gehad en was alleen ge- | |
| |
drost om de politie te steunen tegen revolutionair geweld. Een kwart kwam nooit op de bureaus en dreef duistere handeltjes met de meestal met de politie bevriende en door haar beschermde onderwereld. Ook justitie ging verre van vrijuit. Tot in de hoogste top maakten ambtenaren gebruik van goedkope prostituées - van wie het merendeel uit jongens bestond - die de onderwereld aanbood.
| |
Spookeffecten
Werremeier heeft nog iets pikants ontdekt. Het waren twee zeer diep in de onderwereld ingevoerde agenten die Haarmann na zijn arrestatie door nachtenlange tuchtiging met een liniaal en een rubberslang voor het eerst een bekentenis ontlokten. Maar Haarmann herriep de bekentenis en ging pas defintief voor de bijl door een truc van politiecommissarissen Lange en Rätz. Zij stelden op de muren van Haarmanns cel vier schedels op die verondersteld werden de schedels te zijn van Haarmanns slachtoffers. Er werd doorschijnend rood papier omheen gewikkeld en daarachter werden kaarsen opgesteld die, als het duister viel, werden ontstoken. Er ontstonden daardoor uiterst griezelige spookeffecten. De Kriminalinspektoren bezwoeren Haarmann dat het de zielen waren van de door hem vermoorde jongens die kwamen klagen. Die klachten zouden nimmer eindigen als hij niet bekende.
Haarmann tijdens het proces (met geknevelde armen bij het bordschema)
Werremeier toont ook aan dat in de weken voordat Haarmann eindelijk ingerekend werd, de politie met verbijsterende laksheid was opgetreden. Terwijl nagenoeg al vaststond dat Haarmann een moordenaar was, beperkte men zich bijna veertien dagen lang tot schaduwen. Er werd zelfs geen huiszoeking verricht. Het waren steeds de door de ouders van verdwenen jongens in de armen genomen privé-detectives die op grond van
| |
| |
lugubere vondsten van schedels, beenderen, kledingstukken enzovoort tot aan zekerheid grenzende conclusies kwamen over de identiteit van de vermoorden. Het was ook een privé-detective die er vóór de politie achterkwam dat het zoldertje achter Haarmanns kamer volgepropt was met bebloede kledingstukken.
Rätz begon snel zoete broodjes te bakken met Haarmann. Daarbij speelde ook de psychiater Schultze, die Haarmann ten slotte zelfs wilde omhelzen, een rol. Daardoor kon in razend tempo een enorme hoeveelheid details en bekentenissen van Haarmann worden opgelepeld die als een eindeloos proces-verbaal in zestig banden werden verzameld. Dat gaf een enorme indruk van de werkkracht van de politie, die een gigantische schep zand wist te deponeren over zoveel jaren van blunders en falen die waren voorafgegaan.
| |
Wereldmoordenaar
Haarmann bekende en beaamde wat men hem maar voorlegde. In de gemoedelijke sfeer ging hij zich steeds onschuldiger voelen. Werremeier verzekert de lezer dat Haarmann zelfs onbeschaamd om jongens vroeg, liefst van die lekkere kecke Göttinger studentjes. Ook wees hij de politie erop dat men er toch geen drama van hoefde te maken: hoeveel jongens had hij nu helemaal doodgebeten, dat was toch niets in vergelijking met die massaslachtingen aan het front van de afgelopen Weltkrieg?
Door de politie werd Haarmann van de ene in de andere cel gezet. Het stikte er van de vliegen en er was niemand die ze zo handig en snel ving en verorberde als Haarmann... De maanden voor zijn executie, april 1925, gedroeg hij zich steeds laconieker. Hij noemde zichzelf een wereldmoordenaar, toch maar mooi goed voor 1.56 jongen per maand. Hij droomde de dolste dromen over wat er ooit met zijn memoires zou kunnen gebeuren. Die zou hij misschien nog wel schrijven als hij eenmaal veilig op de wolken bij Mutti zat.
‘Tot ziens mijne heren,’ waren zijn laatste woorden voordat de beul zich op hem stortte. De nacht vóór hij het hoofd op het hakblok mocht leggen, sliep hij als een roos, met een rustige snurk.
| |
Verknoopte demonie
Een paar dagen na de executie wordt Hindenburg met verrassende meerderheid gekozen tot de nieuwe Duitse president. Daar heeft destijds Theodor Lessing de meest fantastische conclusies aan verbonden. De weerwolf Haarmann had de weg bereid voor de terugkeer naar de macht van de slachter uit de Eerste Wereldoorlog, die nu de deur openzette voor de nazi's die op een nieuw wereldslagveld afstevenden.
Werremeier valt Lessing scherp aan op zijn overdrijvingen - volgens hem zijn er in Hannover nooit meer dan zo'n vijfhonderd homoprostituées geweest, in plaats van de 40.000 die Lessing noemde - en op zijn speculaties. Lessing heeft gelijk gehad met zijn protest tegen de wijze waarop Haarmann is verhoord en veroordeeld en tegen de manier waarop de laksheid van de politie werd verdoezeld, maar in zijn filosofie dat de affaire Haarmann de opstand en doorbraak van de weerwolf-van-het-nazisme symboliseerde, geraakte hij op dwaalwegen.
Nooit is Lessing uit dat dilemma kunnen geraken: aan de ene kant was Haarmann voor hem de spits van een loederwereld die het fascisme aankondigde, aan de andere kant was Haarmann juist met het ‘zwoele’ milieu van de homo- en biseksuelen de zondebok geworden van een burgerlijke wereld, die met zijn autoritaire methode op het fascisme aanstuurde.
Lessing heeft eenvoudig te weinig zicht gehad op de zeer verknoopte demonie die zich in de naïviteit van Haarmann kon hullen. Daarvan was natuurlijk alleen al de brief die Haarmann schreef waarin hij alsnog de onschuld van Hans Grans stipuleerde, het klaarste bewijs. Haarmann heeft tijdens zijn proces geraffineerd geprobeerd Grans als zijn fatale schandknaap op te voeren terwijl Grans nadrukkelijk heteroseksueel was. Juist afgewezen liefde moet de oorzaak geweest zijn van Haarmanns rancune tegen Grans, die vaag wel geweten moet hebben van Haarmanns
| |
| |
praktijken in het duister maar graag van de kleren van de gedode jongens profiteerde. Maar Werremeier onderstreept nog eens - alweer op basis van de gegevens die Sebastian zo vroeg verzamelde - dat er wel een tiental figuren uit Haarmanns omgeving is geweest die jarenlang wisten dat Haarmann iets verschrikkelijks uitspookte.
| |
Griezelig populair
Grans werd merkwaardig genoeg bijna net als Theodor Lessing slachtoffer van de nazi's. Deze wisten Lessing tot in Tsjechoslowakije te achterhalen en in 1934 te vermoorden. Met zijn trieste dood leek Lessing de waarheid van zijn these over de opgestane nazi-weerwolf te bevestigen, al heeft Lessings biograaf Rainer Marwedel geconstateerd dat Lessing in de jaren dertig onder invloed van de zich tot een burgeroorlog toespitsende politieke crises in de Weimar-republiek, zich steeds meer van zijn dilemma bewust was geworden. De nazi's richtten hun straatterreur met voorrang tegen de sociaal-democraten - die Lessing zo had bestreden als de wegbereiders van de dictatuur - en tegen de zogenaamde decadente andere wereld van de ‘zwoelen’, waaruit de proto-fascistische monster-weerwolf destijds naar Lessings mening juist zou zijn voortgekomen.
Hans Grans
Grans belandde na zijn twaalf jaar tuchthuis te hebben uitgezeten in het Derde Rijk, regelrecht in het concentratiekamp Sachsenhausen, waar hij de hele oorlog heeft gezeten. Na de bevrijding was hij, nog altijd te boek staand als crimineel, een dergenen die nóg een jaar gevangen gehouden werden door de bevrijders. Hij kwam pas in 1946 vrij en belandde na veel omzwervingen weer in Hannover. Het laatste teken van leven omtrent hem vernomen stamt uit 1974; Grans had toen een krantenkiosk pal tegenover een Metgerei Haarmann...
Fritz Haarmann kent nog altijd een griezelig soort populariteit. Op een kermis in Hannover liep Werremeier eens tegen een kraampje aan waar Haarmann-lekkernijen werden verkocht als ‘gehakt van jongens’.
|
|