| |
| |
| |
T. Ellemers-Etzioni
Op weg naar een eigen identiteit
45 jaar Israëlisch proza (1948-1993)
Het Israëlische proza ontstond niet in ledigheid, niet uit het niets, op de dag van de oprichting van de staat Israël, op 14 mei 1948. Het is een integraal onderdeel van de Hebreeuwse literatuur van eerdere generaties. Al lang vóór het ontstaan van de staat Israël, al vanaf de eeuwwisseling, waren er in het land van Israël lezers en schrijvers van Hebreeuwse literatuur. Er leefden in 1948 immers driekwart miljoen joden in Palestina, waarvan een kwart miljoen lezers van de Hebreeuwse literatuur waren.
Het aantal bellettristische boeken dat oorspronkelijk in het Hebreeuws is geschreven en dat in het jaar 1948 is verschenen, bedroeg 42 - met een gemiddelde oplage van 2000 exemplaren per titel. Dit aantal is gegroeid tot 171 in het jaar 1986/87. In diezelfde periode groeide de joodse bevolking in Israël tot drieëneenhalf miljoen, waaronder slechts tweeëneenhalf miljoen volwassen lezers van Hebreeuws proza.
De Hebreeuwse literatuur van vóór 1948, met name uit de jaren dertig en veertig, was beïnvloed door de Russische, Duitse en ook enigermate door de Franse literatuur uit het begin van deze eeuw. De thematiek was voornamelijk verankerd in de Zionistisch-socialistische realiteit en behandelde de problemen van de pioniers in de nederzettingen. De schrijvers waren meestal geboren en opgeleid in Europa en kwamen als immigranten naar het land.
‘De verschillende oorlogen die Israël gedwongen was te voeren, hebben hun stempel ook op de literatuur gedrukt.’
Het Hebreeuws was voor hen een aangeleerde taal. Ze waren heel goed thuis in de joodsreligieuze literatuur en deze kennis vormde ook een belangrijk element in hun taalgebruik. Opgroeiend met deze literatuur werden de jonge Israëlische schrijvers gevormd. De eerste generatie van Israëlische schrijvers bleef grotendeels trouw aan de bestaande vormen van de centrale stroming in de literatuur. Maar met de onafhankelijkheidsoorlog van 1948 begint ook duidelijk een nieuwe periode in de Hebreeuwse literatuur, namelijk de Israëlische literatuur.
| |
Dynamiek
Typerend voor de Israëlische literatuur is haar betrokkenheid bij de geschiedenis van het land; het is een literatuur die niet goed te vergelijken is met literatuur uit andere landen en die alleen al daardoor zo bijzonder is. De verschillende oorlogen die Israël gedwongen was te voeren, hebben hun stempel ook op de literatuur gedrukt. Binnen tamelijk korte tijd, van ongeveer drie tot vijf jaar na iedere oorlog, zijn er daarvan sporen in de literatuur te vinden.
De dynamiek van Israël heeft geleid tot het vormen van telkens nieuwe generaties schrijvers en nieuwe literaire stromingen, zo ongeveer om de tien jaar.
De Israëlische literatuur vanaf 1948 tot heden wordt door literaire critici en literatuurwetenschappers verdeeld in verschillende perioden. De criteria voor deze indeling berusten echter op gemeenschap- | |
| |
pelijke literaire eigenschappen van de werken en niet op de leeftijd van de schrijvers. Deze perioden worden veelal genoemd: ‘Dor hapalmach’ of ‘Dor ba'arets’ dat wil zeggen: de Palmach-generatie; ‘Dor hamediena’ betekent ‘de generatie van de staat’; en ‘Hagal hechadasj’ wil zeggen: de nieuwe stroming in de literatuur van de jaren zestig. De literatuur van de jaren zeventig, die van na de Jom Kippoer-oorlog, loopt door in de jaren tachtig en negentig. Laten we eens wat nader kijken naar iedere van deze perioden.
| |
De palmach-generatie
De Palmach-generatie is de eerste generatie schrijvers die in het land van Israël zijn geboren of vanaf zeer jonge leeftijd in het land zijn opgegroeid. Ze schreven een literatuur die nog behoort tot de levensopvattingen van vóór het ontstaan van de staat Israël, toen het geloof in de kracht van de collectiviteit nog heel sterk was.
Deze schrijvers zijn volwassen geworden aan het eind van de jaren dertig, begin jaren veertig, en waren meestal voormalige leden van de Zionistisch-socialistische jeugdbewegingen en leden van de ‘Haganah’, de ondergrondse verdedigingsorganisatie. Ze zijn met de Hebreeuwse taal opgegroeid en geloofden in de Zionistisch-socialistische idealen.
De literatuur van de ‘Palmach-generatie’ was er een van hier en nu: realistisch. Ze beschreef het optimistische, nationale verlangen van een positief ingestelde hoofdpersoon die strijdt voor de doelen waarin hij gelooft.
De held in het verhaal was meestal een ‘Sabra’, een in het land geborene, die dialogen voerde in levend Hebreeuws. Hij was een figuur die opviel door zijn natuurlijke gezondheid, eerlijkheid en praktische benadering bij het oplossen van problemen. Zijn gevoelens wist hij goed te verbergen, zodat hij wel eens werd beschuldigd van botheid. Hij conformeerde zich aan het droombeeld dat de Zionistische pioniers van de generatie van hun ouders hadden van een nieuwe, gezonde mens in het land van Israël - dit in tegenstelling tot het negatieve beeld van de diasporajood.
In deze romans is de held, de ik-figuur, altijd onderdeel van de groep. Hij, zijn groep en het omringende landschap, beschreven in prachtig literair Hebreeuws, vormen de centrale elementen van de verhalen. Het streven naar nationale onafhankelijkheid en de opbouw van het land staan voorop. De behoeften en verlangens van de enkeling zijn hieraan ondergeschikt, het individu staat in dienst van het collectieve; in deze literatuur is de ‘ik’ meestal ‘wij’.
De meest prominente schrijvers van 1948 zijn: Nathan Shaham, die schrijft over de kibboets als samenleving; Moshe Shamir heeft geschreven over zijn jeugdervaringen en over de onafhankelijkheidsoorlog, en hij schreef politiek-historische verhalen; Hanoch Bartov kijkt naar de Israëlische maatschappij vanuit een ideologische hoek; ten slotte noem ik nog S. Yizhar en Aharon Megged. Yizhar wijkt af van deze generatie schrijvers doordat hij de ethiek van de oorlog ter sprake brengt. In twee van zijn verhalen, ‘Hirbet hiz'eh’ en ‘Hasjavoei’, is de held gevangen in zijn gewetensbezwaren.
Na de onafhankelijkheidsoorlog en de oprichting van de staat Israël begint de Israëlische literatuur zich bezig te houden met twijfels en vragen in hoeverre de Zionistische ideologie geslaagd is in het bereiken van haar doelstellingen en in hoeverre er nog behoefte is aan verder geloof in deze ideologie.
| |
De generatie van de staat
Na de roes van de overwinning van de oorlog van 1948 en de rouw over de gesneuvelde kameraden, ontstond er langzamerhand een gevoel van leegte. Men had het idee dat van nu af aan de staat - d.w.z. de regering, het parlement en de ministeries - de taak van de Zionistische organisatie zou overnemen in het verzorgen van de belangen van de samenleving. Men had het idee dat de taak van het individu om zich in dienst te stellen van de collectiviteit, voorbij was. De Zionistische ideologie leek met de oprichting van de staat Israël haar betekenis verloren te hebben. De jongeren die met deze ideologie waren opgegroeid, begonnen nu te zoeken
| |
| |
naar hun identiteit als mens, als jood en als Israëli.
In de jaren vijftig ontstond een beweging van jongeren die zich ‘Kena'aniem’ noemden, ‘Kanaänieten’. Ze zagen zichzelf als rechtstreekse erfgenamen van de Israëlieten uit bijbelse tijden en tegelijkertijd ontkenden zij enige integrale continuïteit van het diaspora-jodendom. Het was een kleine, maar wel een fanatieke groep mensen van voornamelijk intellectuele klasse. Ze hadden aanvankelijk weinig invloed op de literatuur, hoewel verschillende leden van deze groep later gerespecteerde schrijvers zouden worden, zoals Binyamin Tammuz, Amos Keynan en Aharon Amir.
De jaren vijftig waren ook de jaren van massa-immigratie en ingrijpende demografische veranderingen. De joodse bevolking van Israël, die in 1948 driekwart miljoen leden telde, werd binnen vier jaar tijd verdubbeld. Joodse vluchtelingen uit Arabische landen en uit Europa werden opgevangen in de Israëlische samenleving. De in Israël geboren trotse, gezonde jongeren kwamen nu voor het eerst in aanraking met grote aantallen joden uit de diaspora en werden daardoor gedwongen hun houding tegenover hen te bepalen. De Zionistische ideologie had afkeurend gepreekt over het ongezonde joodse leven in de diaspora en nu werden zij geconfronteerd met de verslagen restanten van deze joden en moesten ze hen leren accepteren als broeders. Hanoch Bartov's roman Sjesj kenafajim le'echad (‘Ieder had zes vleugels’) gaat over dit thema.
De verwarring van de jonge Israëli's in de jaren vijftig heeft tot een nieuwe literaire stroming geleid. Naast het werk van schrijvers van de vorige generatie verscheen nu werk van nieuwe auteurs. Het realistische karakter van de Russische positivistische literatuur werd onder invloed van Europese en Anglo-Amerikaanse literatuur vervangen door een meer allegorische en onrealistische wijze van schrijven.
De hoofdpersoon in het verhaal is nu een individu dat moeilijkheden heeft met de hem omringende samenleving. Hij gaat op zoek naar zichzelf, zijn plaats in de wereld en naar nieuwe waarden. Hij is dan ook op reis naar verre landen, zoals in de roman van Binyamin Tammuz, Besof ma'arav (‘Naar de uithoeken van het Westen’; in het Engels luidt de titel: ‘A Castle in Spain’). In de verhalen van Tammuz ontbreekt iedere sociale of socialistische ideologie. Het gaat over existentialistische problemen van een gevoelige eenling die contact probeert te leggen met mensen en landschappen.
‘De verwarring van de jonge Israëli's in de jaren vijftig heeft tot een nieuwe literaire stroming geleid.’
Ook het individu binnen de Israëlische samenleving kreeg nu meer aandacht. De schrijfster Yudit Hendel beschreef in haar roman Rechov hamadregot (‘Een straat van treden’) het leven van de zeer arme en achtergestelde bewoners van een wijk in de benedenstad van Haifa. De hoofdpersoon in dit soort literatuur is een anti-held en een randfiguur en de ruimte waarin hij zich beweegt is vaak niet meer dan lokaal realistisch, maar veelal zonder dat een bepaalde plaats of tijd wordt vermeld. De taal is nog steeds mooi literair Hebreeuws met uitdrukkingen uit de klassieke joodse literatuur, maar levendiger en flexibeler. Tot de schrijvers van de late jaren vijftig en het begin van de jaren zestig kunnen nog gerekend worden: David Shahar, die met veel ironie schrijft over de oude aristocratie in Jeruzalem; Pinchas Sade is geïnteresseerd in de verhouding mens-God-universum; Rachel Eitan vertelt in haar roman Baraki'a hachamisjie (‘In de vijfde hemel’) over het leven in een internaat voor jongeren die door hun eigen ouders zijn verstoten; Mordechai Tabib schrijft verhalen over Yemenitische immigranten en Amalia Kahana-Carmon ten slotte
| |
| |
schrijft verhalen over eenzame vrouwen, alleenstaande mannen en kinderen die er niet bij horen. Door haar wijze van schrijven bewijst ze dat er verband bestaat tussen de ideologische veranderingen in de Israëlische samenleving en de literaire veranderingen. Haar verhalen hebben een retrospectief karakter en zijn veelal dromen en herinneringen die rijk zijn aan beeldspraak en innerlijke kracht.
| |
De nieuwe stroming
De doorbraak van de nieuwe stroming in de literatuur die begon aan het eind van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig, won meer terrein en is in de jaren zestig een hoofdstroming geworden. De generatie van de jaren zestig werd, als gevolg van de Sinaï-Campagne in 1956, opnieuw geconfronteerd met vragen over de naleving van de Zionistische grondwaarden. Men zag de Sinaï-Campagne verbonden met Ben-Goerion en het staatsapparaat, die het volk naar verkeerde doelstellingen hadden geleid. In de literatuur hebben de teleurstelling en de kritische houding duidelijke vormen aangenomen.
Nieuwe schrijvers als Abraham B. Yehoshua, Amos Oz en Yoram Kaniuk vertellen verhalen waarin de held zich als een vreemde in zijn omgeving voelt. Hij ervaart de natuur om zich heen als een vijandig en bedreigend element en kan zijn plaats ook niet vinden binnen de samenleving of het gezin. Liefde en gezin hebben hun waarde verloren omdat de algemene waarden en normen geen stand meer houden.
Het verhaal van A.B. Yehoshua's vroege roman Hame'ahev (‘De minnaar’) gaat over het verzuurde liefdesleven binnen het gezin en over de verhouding tussen joden en Arabieren in Israël, waarbij de menselijke en niet de politieke problematiek de kern van het verhaal vormt. Amos Oz' vroege werk zit vol met geweld en dreiging, en duistere krachten nemen er een prominente plaats in. Het is geschreven in een allegorisch-symbolische stijl. In de jaren zestig hebben de verhalen een minder realistisch karakter en staan ze los van de actuele Israëlische realiteit. Ze spelen zich vaak af in een abstracte, verre omgeving, waarheen de held - die eigenlijk een anti-held is - vlucht uit de Israëlische werkelijkheid. De invloed van S.Y. Agnon en Kafka, met hun symbolische, allegorische wijze van schrijven, samen met het archaïsch joods-geleerde taalgebruik van Agnon, is duidelijk merkbaar in het literaire werk van de jonge Israëlische schrijvers van de nieuwe stroming. Doordat ze het model van Agnon volgden - die een zeer gerenommeerd schrijver was - werden ze makkelijker geaccepteerd door de critici en de lezers.
Vooral Amos Oz en A.B. Yehoshua zijn erin geslaagd om met gebruik van allegorieën afstand te creëren van de Israëlische werkelijkheid. Met behulp van symbolen werden in verhulde vorm politiek-maatschappelijke problemen in universele situaties en individuele problemen aan de orde gesteld. Vooral Yehoshua plaatst verontrustende vraagstukken van de Israëlische samenleving buiten de grenzen van tijd en plaats. Daardoor merkt de lezer niet direct dat de verhalen eigenlijk over deze vraagstukken gaan.
Vergeleken met Oz en Yehoshua, die inmiddels veel gelezen schrijvers zijn geworden, waren andere schrijvers die ook tot deze literaire stroming behoren, minder populair en bleven deels onbegrepen. Dit geldt in het bijzonder voor Yoram Kaniuk met zijn overdreven fantasie en Itzhak Orpaz met zijn mystiek.
Ook de opbouw van de verhalen kreeg een nieuwe vorm. In plaats van de lineaire gesloten structuur die tot nu toe gebruikelijk was, vinden we bij Yehoshua een driedimensionale opbouw van het verhaal. Het verhaal wordt na zijn begin onderbroken door een gewelddadige gebeurtenis of door een gedachtengang, en keert daarna naar dezelfde situatie terug waarmee het begon. Bij Amos Oz is het verhaal op tegenstellingen gebouwd. Het thema en het tegengestelde thema volgen elkaar en vullen elkaar aan, zodat een effect van onvermijdelijkheid ontstaat.
Yehoshua en Oz bleken zeer goede schrijvers te zijn en al spoedig namen zij een prominente plaats in de literatuur in, zowel in die van de jaren zestig als in de literatuur van de latere jaren.
| |
| |
| |
Holocaust
Een ander belangrijk thema dat in de literatuur van de nieuwe stroming aandacht kreeg, was de holocaust. Het was voor het eerst dat vluchtelingen van de holocaust, die destijds door Jeugd Aliya (de organisatie die vanaf de jaren dertig minderjarige vluchtelingen opving) als jonge kinderen werden gered en grootgebracht, over hun ervaringen begonnen te schrijven. Er verschenen romans van Dan Ben Amotz, Lizkor welisjkoah (‘Om te onthouden en te vergeten’), van Yehuda Amichai, Lo me'achsjaw lo mikan (‘Niet van nu en niet van hier’) en van Ruth Almog, Be'erets gezerah (‘In een land van verordening’). In deze romans vertelden ze over hun ervaringen toen ze terugkeerden naar hun geboorteland - Duitsland - op zoek naar hun identiteit en naar het verleden, waar ze opnieuw de herinneringen aan de holocaust beleefden. Een bijzondere schrijver over het thema van de holocaust is Aharon Appelfeld. Anders dan de bovengenoemden heeft hij de hel van de holocaust aan den lijve ondervonden. Hij schrijft over mensen die een duidelijk joodse identiteit hebben, die alle ontberingen hebben overleefd, maar wier wonden niet zijn geheeld door het verstrijken van de tijd. De bevrijding is slechts een bittere illusie omdat ze eeuwig slachtoffer blijven van hun ervaringen en herinneringen aan het tijdperk van de holocaust.
‘Hij schrijft over mensen die een duidelijk joodse identiteit hebben, die alle ontberingen hebben overleefd, maar wier wonden niet zijn geheeld door het verstrijken van de tijd.’
Appelfeld schrijft op een wijze die het verleden naar het heden brengt. Het verleden blijft deel uitmaken van alle ervaringen die op de holocaust zijn gevolgd. De obsessie van het thema en de eenheid van toon geven een bijzondere literaire kwaliteit aan de verhalen van Appelfeld.
In de jaren zestig verschenen ook boeken van schrijvers van de vorige generaties. Sommigen bleven realistisch schrijven, anderen pasten zich aan aan de nieuwe stroming. Tegenwoordig is er, behalve dan de leeftijd, nauwelijks verschil meer tussen schrijvers van de eerste generaties en de generatie van de nieuwe stroming.
| |
De jaren zeventig
Na de zesdaagse oorlog van 1967 en de uitputtingsoorlog daarna, hebben nieuwe politieke en maatschappelijk-economische omstandigheden de Israëlische samenleving diepgaand beïnvloed. Ethische vragen over het recht van Israël om te heersen over de bevolking van de bezette gebieden hebben aan het geweten van velen geknaagd. Doordat er behoefte was aan waarborgen voor de veiligheid, werden omvangrijke militaire versterkingen langs de grenzen gebouwd - vooral langs de Sinaï, langs het Suezkanaal en op de hoogvlakte van Golan.
Deze versterkingen werden gebouwd in opdracht van het Israëlische leger en de regering, en er waren grote sommen geld mee gemoeid. Er ontstond een nieuwe klasse van nouveaux riches, van aannemers die snel zeer rijk wilden worden. Anderen wensten ook snel rijk te worden, hetgeen tot corruptie onder sommige functionarissen heeft geleid
| |
| |
en een proces van erosie van Zionistische idealistische waarden in de Israëlische samenleving in gang heeft gezet.
‘Het is een literatuur vol nostalgie naar het verleden van een “schoon Israël” dat er niet meer is.’
De afschuw van deze verschijnselen en het verlangen naar een betere maatschappij met hoge morele waarden, vindt men dan ook terug in de literatuur van die jaren. Het is een literatuur vol nostalgie naar het verleden van een ‘schoon Israël’ dat er niet meer is. Het mooie verleden wordt in deze literatuur gesteld tegenover het lelijke heden. Ruth Almog heeft in haar boek Mawet bagesjem (‘Dood in de regen’) dan ook geschreven over het land van pioniers dat verslaafd is geraakt aan het ‘gouden kalf’. Haim Guri, een schrijver van de ‘Palmach-generatie’, schreef nu zijn Hasefer hamesjoega (‘Het gekke boek’), vol met avontuurlijke verhalen. Hij slaagt er in om het verleden naar het heden terug te brengen door een bepaalde sfeer en typische figuren van destijds op te roepen. Romans van Itzak Ben Ner, Erets rehokah (‘Een ver land’) en Protokol werden gevoed door de actualiteit van verwrongen waarden en de corruptie binnen de regerende politieke partij.
| |
Decadentie
Het overdreven zelfvertrouwen van Israël en het gevoel dat het niet verslagen kon worden, kreeg een traumatische klap met de Jom Kippoer-oorlog van 1973. Deze oorlog heeft binnen de Israëlische samenleving een ‘aardbeving’ veroorzaakt, zoals het vaak is genoemd. De ontgoocheling was groot en er heerste een sfeer van diepe verslagenheid. Opnieuw werden vragen gesteld of de Zionistische ideologie nog beantwoordde aan het doel van het behoud van het joodse volk. Men vroeg zich af of de staat Israël het voortbestaan van het volk en de veiligheid nog wel kon waarborgen. Opnieuw werden vraagtekens geplaatst bij de identiteit van de Israëli, en de relatie met het diasporajodendom werd aan de orde gesteld.
Al deze vragen hielden ook de schrijvers bezig. Nu nam weer de ‘Israëlische situatie’ de belangrijkste plaats in de literatuur in. Er is een neiging tot neo-realisme te bespeuren in het werk van Ben Ner en van Meïr Shalev. Decadentie sloop de Israëlische realiteit en literatuur binnen. Om met deze situatie te kunnen omgaan, zijn ironie en satire sterk toegenomen in het Israëlische proza. Meïr Shalev heeft in zijn Roman Russi (‘Russische roman’) met virtuositeit, veel fantasie en humor het ethos van de socialistische pionier-nederzettingen en de generatie van de grootouders die er de stichters van waren, scherp bekritiseerd. Een begin van het doorbreken van de mythen en het verlangen van de ideologische dromen is ook te vinden in deze literatuur. Ya'akov Shabtai schrijft met Zichron devariem (‘Memorandum’), dat na de Jom Kippoer-oorlog verscheen, een pessimistische roman waarin het leven, de dood en het voortbestaan van een familie centraal staat. Het decadente familielid in deze roman staat als een waarschuwing voor het vergaan van de Zionistische droom die zijn ideologie verliest.
De literatuur van de jaren zeventig vereiste een realistische kijk op de werkelijkheid en een praktische benadering van de ‘Israëlische situatie’. De politieke omslag in 1977, toen het rechtse blok van Likoed de plaats van de socialistische Ma'arach innam in de Israëlische regering, heeft ook zijn invloed op de literatuur gehad. Er verschenen nu boeken over de voormalige rechtse ondergrondse bewegingen, waarvan Begin en Shamir leiders waren geweest. De tweede generatie van immigranten uit de jaren vijftig - uit Arabische landen
| |
| |
- begonnen nu hun herinneringen aan die periode op te schrijven. Van oriëntaalse afkomst te zijn kreeg langzamerhand een hogere status in de Israëlische maatschappij en sociaal-economisch achtergestelden kregen nu meer aandacht. De schrijver Eli Amir met zijn boek Tarnegol kapparot (‘Verzoeningshaan’) en Sammy Michael in verschillende romans, zijn hier goede voorbeelden van.
‘Discussies tussen voor- en tegenstanders van het vasthouden van de bezette gebieden, het verlangen naar vrede en de verschillende wegen die tot vrede en veiligheid zouden kunnen leiden, namen een centrale plaats in in het leven in Israël.’
| |
De jaren tachtig
De jaren tachtig stonden in het teken van de periode tussen de Libanon-oorlog (1982) en de Intifada (1987). Discussies tussen voor- en tegenstanders van het vasthouden van de bezette gebieden, het verlangen naar vrede en de verschillende wegen die tot vrede en veiligheid zouden kunnen leiden, namen een centrale plaats in in het leven in Israël. De jaren tachtig waren zeer vruchtbaar voor de Israëlische literatuur. Allereerst hebben in deze periode de schrijvers van de jaren zeventig hun werk voortgezet. Naast werken van Ben Ner en Shabtai, Kaniuk, Shulamit Har-Even en Ruth Almog verschenen ook werken van o.a. David Schütz en Arjeh Sammo die debuteerden met zeer knap en begaafd geschreven romans.
In deze jaren deden ook andere nieuwe, veelbelovende schrijvers hun intrede in de Israëlische literatuur. Ik denk dan vooral aan Haim Be'er, Dan-Benaya Seri en David Grossman. Verder verscheen in de jaren tachtig nieuw en bijzonder goed werk van schrijvers die behoorden tot ‘de generatie van de staat’: Aharon Megged met Foiglman en Nathan Shaham met Rosendorf Quartet. David Sharar, Aharon Amir, Tammuz en Shamir waren bezig met het vervolg op hun eerder verschenen werk. In de jaren tachtig waren de schrijvers die behoorden tot de ‘nieuwe stroming’ eveneens zeer actief. Amos Oz kwam met maar liefst drie nieuwe titels: Menoeha nechonah (‘Een volmaakte rust’), Koefsah sjehorah (‘Zwarte doos’) en Lada'at iesjah (‘Een vrouw kennen’). A.B. Yehoshua voltooide de romans Geroesjiem me'oehariem (‘Late echtscheiding’) en Molcho (‘De vier jaargetijden van Molcho’). Aharon Appelfeld bleef niet achter en kwam met drie nieuwe romans waarin hij vertelt over geassimileerde joden die tijdens de holocaust problemen hadden met hun joodse identiteit. In de jaren tachtig heeft de omvangrijke roman de voorkeur gekregen boven andere literaire vormen, zoals korte verhalen met een beperkte locatie. De vorm van de omvangrijke roman paste goed bij de verhalen over generaties van één familie en vele actieve personages, geplaatst in een historisch perspectief. De driedimensionale opbouw van het verhaal paste hier beter in dan de tweedimensionale weergave. De schrijvers probeerden de leegte
| |
| |
die ontstaan was door de teleurstellingen over de teloorgang van de Zionistisch-socialistische ideologie, te vullen met nieuwe doelen en mogelijke oplossingen voor de benarde problemen van de ‘Israëlische situatie’.
De hoofdpersoon in deze verhalen is niet meer een passieve anti-held, maar een Israëli die bereid is om strijd te voeren tegen de moeilijkheden ten einde zijn situatie te verbeteren. Het doet er niet meer toe of hij daar ook in slaagt. De held is niet meer de ‘gewone man’, een eenvoudige persoon die niets te betekenen heeft, maar een intellectueel met eigenschappen van een leider, iemand die een eigen mening heeft en die bereid is die te verdedigen. Het taalgebruik is flexibel, fris en rijk. Nog steeds wordt de techniek van symbolen en allegorieën gebruikt.
| |
Intiem beeld
Zoals al eerder werd opgemerkt, is in de jaren tachtig een groot aantal nieuwe jonge schrijvers, die al in hun debuut van hun talent en persoonlijke opvattingen blijk hadden gegeven, deel gaan uitmaken van de Israëlische literaire wereld. Typerend voor de jonge schrijvers van de late jaren tachtig is het directe verband met de actuele realiteit, waarvan een intiem beeld wordt geschetst en waarin de lezer zich kan inleven. Men kan het beschouwen als een soort bekentenis van ‘jong Israël’, van hart tot hart van de in Israël geboren jongeren zoals die zichzelf zien. Het is het soort literatuur van het psychologisch-realistische genre waarbij humanistische, liberale en democratische waarden de plaats innemen van de algemene nationale ideologie. Het is goed geschreven proza dat zich zeer vlot laat lezen. Er wordt heel knap en overvloedig gebruik gemaakt van figuratieve taal, en dat op een uiterst efficiënte wijze. Veel aandacht wordt besteed aan de esthetische presentatie van het verhaal zelf. Doordat deze literatuur arm is aan ideologie, wekt ze soms de indruk van anarchisme en nihilisme. Nesjef masechot (‘Bal masqué’) van Arjeh Sammo is hier een typisch voorbeeld van.
‘Niet een passieve antiheld, maar een Israëli die bereid is om strijd te voeren tegen de moeilijkheden ten einde zijn situatie te verbeteren.’
De jaren tachtig brachten ook opmerkelijk goed geschreven proza voort van schrijvers die na de tweede wereldoorlog geboren zijn en die een weg zoeken om met de holocaust om te gaan. Onder anderen zijn dat: David Schütz, Itzhak Ben Morchedai, Daan Shavit en Ya'akov Buchan.
De meest begaafde onder de jonge schrijvers is zonder twijfel David Grossman, winnaar van verschillende prestigieuze literaire onderscheidingen. Al in zijn eerste roman, Hijoech hagedie (‘De glimlach van het lam’), is het opvallend hoe goed hij erin slaagt om met behulp van efficiënt gebruik van figuratieve taal de gemoedstoestand van zijn personages tastbaar te maken. Grossman hanteert ook in zijn twee andere romans, Ajen erech: ahavah (‘Zie: liefde’) en Sefer hadikdoek hapenimie (‘De grammatica van het gevoel’) een heel eigen stijl van samenvoegen en met elkaar verweven van verschillende lagen van realiteit, filosofische gedachten, fantasie, symboliek en allegorieën, om zijn betrokkenheid met het lot van de Palestijnen in de bezette gebieden uit te drukken. Grossman neemt nogal polariserende standpunten in die zijn ethisch-politieke voorkeur accentueren, en waarbij hij het opneemt voor de onderdrukten op de Westelijke Jordaanoever.
| |
| |
| |
De jaren negentig
Al aan het eind van de jaren tachtig begon er een nieuw genre literatuur te verschijnen, namelijk de detective-roman. Binnen enkele opeenvolgende jaren verschenen er drie detective-romans van Batya Goer en twee van Shulamit Lapid. In deze romans, die zich zeer vlot laten lezen, dient de techniek van de detective eigenlijk meer om een diepere psychologische, intellectuele inhoud aan het verhaal te geven dan slechts om als een oplossing van een puzzel te dienen. In de geest van deze detectives schreef Yitzhak Ben Ner het boek Ta'atu'on (‘Begoocheling’), een titel die geïnspireerd werd door Mekomon van Lapid. In alledaagse jounalistieke taal worden oppervlakkige, op fantasie berustende samengestelde gebeurtenissen en gedachten gepresenteerd, die sterke associaties oproepen met de ‘Intifada’. De literatuur van de jaren negentig heeft zich eigenlijk nog geen duidelijk eigen karakter gevormd. Er zijn echter een paar opvallende kenmerken. In enkele jaren tijd maken wij kennis met een aanzienlijk aantal nieuwe schrijvers, onder wie relatief veel vrouwen. Bundels van kort-lange verhalen - te lang om kort verhaal genoemd te worden, te kort voor een novelle - hebben de voorkeur. De thematiek is niet meer de ‘Israëlische situatie’ maar de ‘menselijke situatie’ staat centraal. Dromen, wensen en teleurstellingen in de realiteit, gecombineerd met fantasie, maken het verhaal. Het is ambachtelijk geschreven, goed proza. Figuratieve taal, zintuiglijke beelden, een filmische benadering en perfecte beheersing van de schrijftechniek zijn typerende kenmerken van deze jonge literatuur.
Lea Aini, Judith Katzir, Orly Castel-Bloom, Dorit Peleg, Savyon Liebrecht en Hanna Bat Sharar zijn enkele namen van jonge schrijfsters in de jaren negentig. Opvallend bij deze jonge literatuur is dat er bijna geen invloed van de wereldliteratuur is vast te stellen. Meer dan eens staan Yehoshua en Oz voor de jonge schrijvers model, hetgeen er op wijst dat de Israëlische literatuur op weg is naar een duidelijke, eigen identiteit.
|
|