Marijke van Hooff
Literaire engte
Telefoon. De SSS. Of ik 7 september, een dinsdagavond, nog vrij ben?
7 September, dat is over een half jaar. ‘Moment, even in mijn agenda kijken. Ja, dan ben ik nog vrij.’
Ik bel mijn moeder. Ik bel mijn vriendin. Ik bel mijn uitgever.
‘Als er veel mannen onder het publiek zijn, zou ik dat verhaal waar zoveel seks in zit maar niet lezen,’ zegt mijn moeder.
‘SS, dat slaat toch op de oorlog, wat heb jij daar nou mee te maken,’ zegt mijn vriendin.
‘Ja...?’ zegt mijn uitgever.
‘Lezing.’
‘Wanneer?’ vraagt mijn uitgever.
‘September, ja dat duurt inderdaad nog even. Maar dan heb ik in ieder geval tijd genoeg om me voor te bereiden.’
‘Waar?’ vraagt mijn uitgever.
‘In Grote en Kleine Engte.’ Ik laat mijn stem een octaaf zakken, stuw wat zwoelte langs de kabel en probeer het te laten klinken als Amsterdam.
‘Nooit van gehoord,’ zegt mijn uitgever. ‘Maar toch gefeliciteerd. En alvast succes gewenst.’
Goed. Voorbereiden dus. Ik kan mijn lezinggeefpakje, dat ik bij publikatie van mijn eerste boek heb aangeschaft, alvast laten stomen. Dan hangt het klaar. Ik kan mijn haar laten spoelen, maar in september zie je er niks meer van. Ik kan een afspraak maken met de pedicure. Rond die tijd regent het nogal eens, dan gaat mijn likdoorn steken en kan ik me niet concentreren. Ik kan mijn contactlenzen laten polijsten zodat ik in ieder geval een heldere kijk op het publiek heb. Ik kan dropjes kopen voor de kriebelhoest. Ik kan naar Grote en Kleine Engte rijden om te zien waar het gebouw ‘Kunst Zij Ons Doel’ staat, zodat ik die avond niet hoef te zoeken. Ik kan naar alle lezingen gaan die er op literair gebied in mijn omgeving worden gehouden om daar schrijfsters te observeren.
Hoe dicht houden ze hun knieën bij elkaar als er geen afhangend persje over de tafel ligt? Hoe vaak nemen ze een slokje rode wijn, witte wijn of water? Hoe vaak glimlachen ze minzaam naar het publiek? Hoe vaak negeren ze stupide vragen, hoe uitgebreid geven ze antwoord op intelligente vragen? Hoe gretig accepteren ze het aanbod van de vierde man van de literaire stichting hen naar het station te brengen? Wie weet blijven ze wel bij hem overnachten?
Ik kan. Ik kan. Ik kan nog niet om mijzelf lachen.
Hoe snel vliegt de tijd met zo'n belangrijke uitnodiging in het verschiet. Zo veel te doen. Mijn pakje voor de zekerheid nóg een keer laten stomen. De rok korter gemaakt, weer langer nadat ik in de kamer op een geïmproviseerd podium constateerde hoe de zoom tot dijhoogte kroop, en mijn zoon, op een denkbeeldige eerste rij, met zichtbare walging het hoofd schudde.
In de keuken, met een van het aanrecht gegraaide komkommer als microfoon, hardop geoefend: ‘Dames en heren, geacht publiek, ik lees een passages uit mijn zojuist verschenen roman, waarvan de lovende recensies en mijn nominatie op de alternatieve longlist u zeker niet zijn ontgaan...’
De keukendeur vliegt open. ‘Sta je in jezelf te praten, mam?’ En na een blik op de komkommer, die ik betrapt bijna uit mijn handen laat glippen: ‘Wat sta jij nou te doen?’
‘Dat is een microfoon,’ verdedig ik zwakjes.
‘Ja, mam.’ Hij strijkt me over mijn haren en ik hoor hem denken: ‘Menopauze. Lief voor d'r zijn.’
Ik droom. Ik ben in een bomvolle zaal. Men heeft mij met de nodige égards ontvangen. Men heeft mij gevraagd wat ik drink. Men vertrok geen spier toen ik rode wijn, witte wijn én water bestelde.
Ik heb een dirndljurk aan die het nodige inzicht biedt. Er zijn veel mannen in de zaal, die op het puntje van hun stoel zitten. Er zijn maar een paar vrouwen in de zaal, die mij argwanend opnemen. Men wacht.