maar al te graag op. Karel Eykman ontmoette ik in 1958 tijdens een lustrum van het Delftse Studenten Corps, waarvoor ik samen met Alexander Pola een musical had geschreven. Op een Delfts caféterras hebben we een hele tijd met elkaar gesproken. Naar aanleiding van die ontmoeting schreef Karel me een brief die ik heb vergeten te beantwoorden. Nu schrijf en beantwoord ik zelden brieven, maak ze soms helemaal niet open, kortom: niet zo'n aardig trekje van ondergetekende. Ik heb wel eens het gevoel dat Karel me dat nog steeds kwalijk neemt. Maar ik heb me na twintig jaar trachten te revancheren in de manier waarop ik zijn teksten muzikaal heb ingevuld. En die teksten zijn zo mooi:
Mooier dan mooie kastelen met twaalf etages
Mooier dan mooie dames in etalages
Mooier dan een goudbehang met lampjes erbij
Mooier dan zonsondergang op een schilderij
Zo eentje heb je nooit gezien
Behalve die van jezelf misschien.
Met Hans Dorrestijn kwam voor het eerst het fenomeen faeces en schuttingwoorden in mijn muzikale leven. Hier kwam iemand met iets dat precies beantwoordde aan wat ik ergens onbewust wilde. Ik zal proberen wat duidelijker te zijn.
In mijn jonge jaren bezocht ik in mijn geboorteplaats Enschede regelmatig in de Paasperiode de Matthäus-Passion. Tijdens zo'n uitvoering dwaalden mijn gedachten wel eens af, ik keek wat naar de mensen om me heen en dacht dan: wat zou het enig zijn wanneer nu één van de solisten iets ondeugends deed of zei, of een kittig danspasje deed. Een beetje choqueren. Dus toen Hans voor de Stratemakeropzee-show zijn ‘Poep en Pies-Menuet’ schreef, voelde ik onmiddellijk wat er moest gebeuren:
Het werd stijlvol gezongen door het trio Wieteke van Dort, Aart Staartjes en Joost Prinsen.
Willem Wilmink kwam even later met zijn ‘Hondedrollenlied’, kortom, het kon niet meer stuk. Nu we het toch over Willem hebben, die is ook afkomstig uit Enschede. Door hem ben ik meer van deze stad te weten gekomen dan tijdens de periode dat ik er gewoond heb. Hij is zeer belezen, weet veel van architectuur, is evenals ik zeer gesteld op het Britse voetbal en allergisch voor telefoon. Zijn teksten behoeven geen nader commentaar en een paar van zijn liedjes mogen zo bij mijn begrafenis/crematie (doorstrepen naar keuze) gespeeld/gezongen worden.
Nu ik 61 jaar ben geworden, begin ik wat minder frequent op een vergadering te verschijnen. Het voordeel van deze leeftijd is namelijk dat je af en toe kunt zeggen: ‘Heren, ik word nu een dagje ouder, ik ben een beetje moe, ik wou vanavond maar eens verstek laten gaan’ (zie Hans Dorrestijn: Lied van de aftakeling en de rust die daar van uitgaat).
Vanaf deze plaats zou ik dan ook willen voorstellen de vergaderingen op een zondagochtend te doen plaatsvinden, gevolgd door een stevige brunch/lunch. Heren, wilt u dit eens overwegen?