Robert-Henk Zuidinga
Over broeierige atmosferen, psychische onevenwichtigheden en diabolische sprookjes
De ontwikkeling van de ‘female gothic’
De roman The Castle of Otranto van de Engelse schrijver Horace Walpole, verschenen in 1764, wordt beschouwd als de eerste ‘gothic novel’, de eerste literaire griezelroman. Het boek had, mede doordat het verscheen in een periode waarin technische ontwikkelingen het mogelijk maakten boeken in hoge oplage en daardoor goedkoop te produceren, succes bij een groot publiek. Dat succes bleek niet alleen uit de verkoopcijfers van het boek, maar ook uit de vele navolgers van Walpole.
In de decennia na 1764 werden letterlijk duizenden ‘gothic novels’ op de markt gebracht, waarvan overigens slechts enkele nu nog bekend zijn. Vathek (1786) van William Beckford, The Monk (1796) van Matthew Gregory Lewis en Melmoth, the Wanderer (1820) van Charles Robert Maturin horen tot de weinige die nu nog de moeite van het lezen waard zijn. De rage van de ‘gothic novel’ duurde tot ongeveer 1820; zijn invloed zou zich echter blijven doen gelden, tot op de dag van vandaag.
De term ‘gothic’ kreeg het genre doordat veel van die romans speelden in de donkere middeleeuwen, in of rond een gotisch kasteel (waarvoor het kasteel van Walpoles Otranto ongetwijfeld model heeft gestaan). De dikke slotmuren, slotgracht, krakende deuren, donkere wenteltrappen, vochtige keldergewelven en fladderende vleermuizen vormden niet alleen het perfecte decor voor bloedstollende geestverschijningen en angstaanjagende achtervolgingen; het bleek zich ook uitstekend te lenen ter verbeelding van de grote onvrede die veel vrouwen in die periode ervaarden:
het knellende keurslijf van de conventionele vrouwenrol, het sociale decorum waarin zij zich gevangen voelden, de eigen identiteit die voortdurend belaagd werd. De angst om opgesloten te worden of van binnenuit te worden aangevallen, de angst voor aanvallen van buitenaf, en niet in de laatste plaats de angst voor de risico's verbonden aan het overtreden van gestelde grenzen - allemaal zijn zij vastgelegd in die opmerkelijke beelden van gotische opsluiting, rebellie en ontsnapping.(..)
Uit het werk van de vroegste schrijfsters van de ‘historische’ gothiek, Clara Reeve, Sophia Lee, Charlotte Smith, en hun grote navolgster Ann Radcliffe, spreekt angst en woede over deze nachtmerrie-achtige wereld. (..)
‘It is in the Gothic novel that woman writers could first accuse the “real” world of falsehood and deep disorder,’ zegt de feministische literatuurcritica Margaret Anne Doody (..). (Kappers, p. 43)
Vrouwen herkenden in de belevenissen en vooral bedreigingen van de ‘heroines’ (de vrouwelijke hoofdpersonen, maar nog altijd vaak ten onrechte vertaald met ‘heldinnen’) in de ‘gothic novels’ hun eigen situatie. Ze vormden dan ook niet alleen een belangrijk deel van het ‘gothic’ leespubliek, ze zagen in deze romans een uitweg voor hun onvrede en frustraties en gingen ze zelf schrijven.
Tot Walpoles eerste navolgers (waarbij het woord navolgers niet in denigrerende zin gebruikt is) hoorde Anna Aikin Barbauld (1743-1825) van wie een onafgemaakt fragment getiteld Sir Bertrand (1773) bewaard is gebleven. Belangrijker is Clara Reeve (1729-1807), die twee ‘gothic novels’ schreef, waarvan alleen The Champion of Virtue: A Gothic Story (1777), later in gewijzigde versie uitgebracht als The Old English Baron, verschenen is. Sophia Lee bracht in 1785 The Recess uit. Van Charlotte Smith (1749-1806) verschenen Emmeline, or, The Orphan of the Castle (1788) en The Old Manor House (1793).
De twee belangrijkste schrijfsters van ‘gothic novels’ in deze periode zijn Ann Radcliffe