symboliseerden de vergankelijkheid van alle aardse dingen.
De eerste reeks van Vanitas geeft een aantal stadia weer van het verwerken van de zelfmoord. Het opdrachtgedicht is heel persoonlijk en belicht een van de achtergronden ervan. Daarna volgt er iets over het maken van poëzie, de pogingen die je daarmee doet om vat te krijgen op dingen. Enkele kwatrijnen geven steeds de scheiding tussen fictie en werkelijkheid weer. “In het dal van Hinnom” is een bijbelse verwijzing naar de heidense god Moloch, waaraan zinloze kinderoffers werden gebracht.
Je gaat zo met de dood van iemand leven, dat zelfmoord ineens een reëel alternatief voor je wordt, terwijl je zoals zoveel mensen na de puberteit afstand neemt van dat soort gedachten. Die zuigkracht is ook heel sterk: aanvankelijk kun je alleen daar maar over schrijven. Er moet op een gegeven moment een ommekeer in zitten, want dat vasthouden aan die zelfmoord is ziekmakend. In “Resignatie” heb ik in bijna Danteske beelden beschreven, hoe je daarmee leeft en daar weer afstand van neemt.
Toch blijft die zelfmoord je beïnvloeden. Ieder afscheid is meteen een definitief afscheid. Je bent je bij wat je ziet, meer bewust van sterfelijkheid, tijdelijkheid. Bij “In doorgaand verkeer” heb ik het beeld van de trein en het station gebruikt. Daar nemen mensen afscheid, alsof ze dat niet nog een leven lang kunnen. Maar in feite is ieder afscheid een voorbode van het laatste afscheid.
Dan is er in “Je droomde van Endymion” de beschrijving van het gewenningsproces. Er is iemand uit je nabijheid overleden. Als je de deur opendoet, zie je hem weer. Op straat krijg je een schok: je denkt, daar is-ie, maar je weet dat hij dood is.
Tenslotte rond ik het eerste deel af met het “Tristia”-gedicht. Dat geeft aan, dat voortaan ook alle seksualiteit nog meer dan ooit in het teken van de dood, van de tijdelijkheid staat. Het omschrijft ook meteen het gevoel, dat ieder dier na de paring verdrietig is. Na een seksuele gebeurtenis keer je weer tot jezelf terug, word je op jezelf teruggeworpen. Dat kan zelfs een licht gevoel van depressiviteit met zich meebrengen. Als je na zo'n zelfmoord en verwerkingsproces met iemand naar bed gaat, kan dat gevoel heel verhevigd terugkomen.
Alleen... je moet zoeken naar andere motieven, om je van die zelfmoord los te maken. Ik zou niet willen, dat die mijn hele leven, niet alleen persoonlijk, maar ook in mijn gedichten, mij blijft achtervolgen.
Toen ik die reeks had gemaakt, dacht ik dan ook: die zelfmoord is een motief, het thema is de vergankelijkheid, dood, erotiek, seksualiteit en de verbinding van de vier met elkaar. Die thematiek ben ik in andere gedichten verder gaan uitwerken. Vragen rond het zoeken naar verlossing, wat in de christelijke symboliek ook sterk met het doodsmotief is verbonden. Verlossing vinden in de dood of de seksualiteit. Dat is terug te vinden in de reeks “Sebastiaan” en ook in “Goffert” (het homo-cruisingterrein in Nijmegen, FE), waar het gaat om de seksualiteit in de openlucht, het parkgebeuren in een ander licht bezien. In de aantrekkingskracht van spanning, angst, misschien zelfs verkapt doodsverlangen ligt het zoeken naar verlossing in de seksualiteit. En dan kun je toch tot de conclusie komen, dat in de seksualiteit hooguit een tijdelijke verlossing is te vinden. Een definitieve verlossing is alleen de dood. Het beleven van seksualiteit kan het verlangen naar die dood alleen nog wat uitstellen. Zo doortrekt die thematiek de hele bundel Vanitas.
De tweede afdeling is lichter en staat in het teken van het zoeken naar een geliefde en het verliezen daarvan weer. In die gedichten is het hoogste de onbereikbare jongen terugvinden, die door de zelfmoord voorgoed onbereikbaar geworden is en die in andere gedichten weer terugkeert als principieel of tijdelijk onbereikbaar, maar nooit voorgoed onbereikbaar zoals in de eerste afdeling. De derde afdeling is tenslotte weer zwaarder en heeft met de dood te maken.
Godsdienst is een vorm van religieuze gevoelens. Die gevoelens heeft bijna iedereen. De een uit ze in een godsdienst, de ander in een politieke partij en weer een ander in een sportvereniging. Daar liggen eenzelfde soort emoties aan ten grondslag. Ik maak gebruik van de beeldentaal die is overgeleverd uit de christelijke cultuur, waarin wij leven. Het is een symboliek die onze cultuur tot in alle takken van kunst bepaalt. Daar kan ik op aansluiten, zonder dat ik zelf in de traditionele zin gelovig ben.
Het christendom heeft een verlosser op aarde laten komen. Dat beschouw ik als een geniaal verhaal, waarvan de historische waarheid me niet eens zo interesseert. Dat verhaal kan een