Bzzlletin. Jaargang 18
(1988-1989)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| ||||||
Philip van der Eijk & Bert Toussaint
| ||||||
[pagina 61]
| ||||||
gemengde afkomst), tegenover het cerebrale, vaderlijke noorden; en de vegetatieve symboliek, die de oerkrachten en de natuurlijk gevoelsrijkdom uitbeeldt. Het scheppen van deze mythische werkelijkheid in het literair kunstwerk zag Benn als hoogste opgave in het leven. Alleen een kunstenaar was, in Benns overtuiging, in staat de wereld door zijn artistieke schepping te interpreteren - een visie die vooral door Nietzsche geïnspireerd is. Benn geeft zijn thematiek vorm in een uitermate onconventionele en barokke stijl waarin pathos en dramatiek de boventoon voeren en grammaticale en logische ordelijkheid dikwijls afwezig zijn. De veelvuldige wisseling van stemmingen en bewustzijnsniveaus brengt een mengeling teweeg van lyrische, essayistische en verhalende elementen, waardoor de teksten - door Benn parodiërend ‘Novellen’ genoemd - zich aan elke genrebepaling onttrekken. Met name het vroege proza heeft een extatisch karakter en wordt gekenmerkt door heftige stemmingswisselingen en een sterk associatieve stijl. In het latere werk - zoals de Roman des Phänotyp (1949) en Der Ptolemäer (1949) - hebben de hoofdpersonen hun gespletenheid geaccepteerd en gecultiveerd in de enig denkbare vorm van een dubbelleven. De twee vertaalde verhalen, ‘Nocturno’ (1913) en ‘Heinrich Mann. Ein Untergang’ (1913) zijn geschreven tussen de debuutbundel Morgue en de Rönne-cyclus. ‘Nocturno’ beschrijft het verlangen van de dichter naar een oermoeder, een broeierige hunkering naar het herstel van de verbondenheid die hij met haar voelt. Maar zij behoort een ander toe en de dichter kan alleen de band van haar herstellen door haar in lyrische beelden te herscheppen en haar beeld vervolgens aan de nacht te offeren. De bezwerende taal, waarin hij zijn ritueel volvoert, staat in groot contrast met de tragische, bijna pathetische beschrijving van zijn hevig verlangen in het eerste deel van het verhaal. In het verhaal lijkt er geen scheiding aanwijsbaar tussen werkelijke en fantasiewereld. Eerder lijkt er sprake van een versmelting van twee werelden, die vooral vorm krijgt in de metamorfose van de begeerde vrouw, een van de in het verhaal beschreven ‘kennissen’, tot een mythisch personage. In ‘Heinrich Mann. Ein Untergang’ ziet de dichter de oude zekerheden wegvallen, ‘de dingen begonnen te schuiven, werden verachtelijk en nauwelijks het aanzien waard’ en hij wordt teruggeworpen op zichzelf. In een kwellende, moeizame, introspectieve zoektocht moest hij een innerlijke wereld opbouwen, die voor de ongeneeslijke, ziekelijke wereld immuun is. De dichter verlaat de noordelijke, ijzige, starre en levenloze omgeving waar hij vandaan komt en zwerft naar zuidelijke, Mediterrane streken, op zoek naar gevoelsgeladen, kleurrijke en lichte plaatsen, die echter slechts in zekere zin een vast geografisch domein vormen. Eerder lijken het symbolen van een ongrijpbare, moeilijk te identificeren ‘Innenwelt’ te zijn, dan werkelijk bestaande lokaties. Maar zou een denkbeeldig ballingsoord niet noodzakelijkerwijs iets ondefinieerbaars moeten hebben, omdat het daarin radicaal verschilt van de ordening van het dagelijks leven? Misschien keert de dichter daarom ook tenslotte naar huis om zijn zoeken naar een imaginair bestaansalternatief in zijn oude omgeving, maar los daarvan en los van sociale verbanden, voort te zetten. Benns moeilijke, vaak raadselachtige stijl roept een wereld op van een innerlijk verscheurd auteur, die zich uit de angstaanjagende, van elke zin beroofde wereld terugtrok in geestelijke eenzaamheid. Daar etste hij zijn vreemde droombeelden, die uit een ander bestaan schijnen te komen en die de lezer beurtelings fascineren en schokken, meeslepen en afstoten. | ||||||
[pagina 62]
| ||||||
Bibliografische notitie:
|
|