Bzzlletin. Jaargang 18(1988-1989)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Peter Ghyssaert Gedichten Erftante Na haar dood hadden wij grijze amber uit haar potvisachtig lijk geput. Wij vonden in een keukenkast een pot met goud, bedekt met poederlagen gember. Wij vonden goedgerolde sigaretten die, langzaam verbrand, een fijne rook uitwasemden tot schone silhouetten van glorie en van aangename reuk. Wij vonden dranken die een bres sloegen in hersencellen, waar genot en angst even als een klamme wind kloegen. Uit dankbaarheid, meenden wij, zou een mes, een bord sardines, een ontwormde kaas mijn tante in haar droog praalgraf vervoegen. [pagina 71] [p. 71] Stilleven met gothische elementen De harnassen met tocht gevuld wachten in de kelders op een goddelijk omhelzen dat weer vlees moet aanmaken, en ogen, en vooral: inzicht, breed maar nauwkeurig uitgemeten als een rechthoek in de hersenen. De zielen van de opgezette uilen slapen in het opklapbedje van hun eigen schaduw; op het kerkhof rust de ijzeren chrysant, het bastaardgras, een toegesneeuwde krentebol, de scherven van een witte muis. Landschap van Rameau Honderd broze botjes breekt de kip in haar lijf. Kleine pijpen die als takjes van de ruggegraat afhangen, en de pijn wordt in een laag van gulden vet gesmoord. Buiten het pluimvee om gaan nu ook decors barsten. Krakend vergaat een wereld van azuur en gips. Het klavecimbel in de maneglans zakt ten leste door zijn poten heen van nachtschade. Wie speelt hoort met de laatste toonladders, een rad van trillers aan de pennen, één voor één de botten gulzig knappen in zijn lichaam. Vorige Volgende