Het is een heel kort verhaal, maar toen ik het uit had, had ik het gevoel of ik een prachtige roman had gelezen. U bent geloof ik bang om de mensen lastig te vallen met te veel informatie. Ja, dat is wel zo. Ofschoon tegenwoordig, met dat historische werk, is dat natuurlijk minder want dan moet je juist meer informatie geven.
U maakt, dacht ik, emoties los door het weglaten.
Jaja, dat zou best kunnen, dat weet ik zelf nooit zo precies hoor...
Schrapt u veel in uw werk?
Nee. Ik verander wel eens een zinnetje hier en daar, maar schrappen, nee dat is er niet bij.
Ik heb wel eens gehoord dat u stukken zo kunt dicteren.
Ik heb in, wacht eventjes, in De Franse slag, daar heb ik hele hoofdstukken van gedicteerd, ja. Dan weet ik wat ik wil gaan zeggen en dan is het ook meestal iets dat echt gebeurd is. Wat ik me herinner en wat ik zo kan oplepelen.
Van Oorschot heeft De Eilanden drie keer verramsjt, zei hij. Uit boosaardigheid heeft hij het steeds weer herdrukt.
Ja, dat vind ik erg aardig van hem. Het is toch maar een onderneming. Ze zullen het lezen heeft hij iedere keer gezegd.
Van uw boek De bomen zijn in twintig jaar duizend exemplaren verkocht, doet u dat pijn?
Nee, ach nee, nee, nee, dat geloof ik toch niet, nee.
Veel van uw verhalen zijn gebaseerd op eigen ervaringen, maar er zijn ook verhalen, ik denk even aan ‘Zee, onvergetelijke zee bij Perou’, die geheel fantasie zijn.
Helemaal. Ja, ja, ja.
Het doet toch zeer authentiek aan.
Nou, ik heb daar een enorme atlas bij gebruikt, het was bijna een stafkaart van Perou, althans van die kust. Die weg vanaf zo'n havenplaats de bergen in, die staat op zo'n kaart, dus dan kan je je ongeveer voorstellen hoe het er uitziet. Ik geloof dat het topografisch wel klopt ongeveer.
U hebt nooit gedichten geschreven?
Nee, nee, nee.
Maar in het verhaal ‘Groen’ staat iets dat naar mijn smaak wel een gedicht is: Láááááát nu lief en zacht...
O god, dat is waar ook.
Is dat zo bij u opgekomen?
Ja, dat is zo bij me opgekomen. Het verhaal is in zekere zin niet zo gebeurd. Mijn eerste chef op Madura vertelde me dat toen hij zelf twintig jaar tevoren naar Indië kwam hij eens geweldig flink wilde zijn en dat hij toen uit eigen beweging heeft aangevraagd op Nieuw-Guinea te worden geplaatst. Daar hadden ze toen maar heel weinig bestuursposten. Hij zat daar met twee zogenoemde strapangs, dat waren Javanen die wegens moord tot levenslang waren veroordeeld en die als zijn bedienden optraden. Tweehonderd kilometer verder zat dan een andere man. Die afstand liep hij in vier dagen en dan bleef hij daar een tijdje zitten praten en dan ging hij weer terug. En als hij thuiskwam dan ging hij aan tafel zitten en barstte in snikken uit. Zeven maanden later was hij ook goed zenuwziek en moesten we hem van zijn plaats halen. Dat is de historische achtergrond van het verhaal.
Het thema van de man die gek wordt keert dus terug in De vergaderzaal.
Ja, ja, ik moet daar een beetje mee oppassen.
Schrijft u met de hand?
Ja, met de hand.
En wie tikt het uit?
Ik zelf.
Moet u weerzin overwinnen voordat u gaat schrijven?
Ja, eigenlijk wel ja. En als het af is, is het af. Dan heb ik er niks meer mee te maken gelukkig.
Leest u uw eigen werk nog wel eens?
Nou, nee. Als het eenmaal af is, dan hoef ik het niet meer te lezen. Ik heb nog wel eens een boek gelezen, ‘De bomen’ na een jaar of tien. Toen dacht ik, nou het is wel een beetje aan de al te compacte kant. Er wordt een herdruk uitgebracht van een boek dat ik nog eens moet nakijken omdat het barst van de drukfouten, maar ik heb het niet. Ik heb het eenvoudig niet. Dat is eh ... ‘Namen noemen’. Ik kan het vermoedelijk wel krijgen bij mijn familie, die zal nog wel een exemplaar hebben.
Hebt u favoriete schrijvers?
Het klinkt een beetje vreemd, maar ik vind Grote verwachtingen van Dickens een van de mooiste romans die er ooit zijn geschreven. Dat is geloof ik van 1853 of 1854 en ik herinner me dat ze na honderd jaar eens een onderzoek hebben gedaan en dat men toen dat boek nog altijd het mooiste vond. Ik vind het ook prachtig. Ik ben wat dat betreft nogal ouderwets van smaak. Van Dickens heb ik die korte inhoudsopgaven overgenomen die vaak aan het begin van een hoofdstuk staan. Zoals ook wel eens in een jongensboek staat.
Kijkt u veel televisie?
Nogal ja. Als je 's avonds een beetje moe thuiskomt, dan hoeft het voor mij niet meer zo dat ik allerlei dure dingen ga doen. Ik kijk rustig naar de televisie.
U werkt nu op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wat doet u daar?
Nou, vertalen, vertalen. Er bestaat op dat ministerie een afdeling vertalingen en die vertaalt voor praktisch alle ministeries. Onze afdeling vertaalt uit het Frans, Duits en Engels in het Nederlands.
U voelt zich in de ambtelijke wereld wel op uw gemak?
Ja. Zeker, zeker. Ik heb ambtenaren altijd wel gemogen. Over het algemeen zijn het redelijk vriendelijke mensen.
Gaat u nog verhalen schrijven?
Ik weet het gewoon niet. Ineens komt er eens een idee in je op. Misschien als een uitgever erom verzoekt. Op bestelling wil ik nog wel eens wat doen.
Waarom werkt u prettiger op bestelling?
Dan moet het af. Als iemand mij vraagt, wil je daar en daar een verhaal voor schrijven, en ik heb ja gezegd, dan heb ik er het volgende ogenblik wel spijt van, maar dan maak je het toch af.
Hoe zou u het vinden als u plotseling vermaard werd als schrijver?
Ik geloof, eerlijk gezegd, niet zo plezierig. Nee, nee. Zeker niet als je voortdurend zou worden gevraagd om daar eens wat voor te schrijven of daar eens wat voor te doen. Want ik kan heel slecht nee zeggen en ik weet zeker dat ik dat niet zo plezierig zou vinden. Maar gezien de ervaringen zit dat er niet zo erg in, geloof ik, dat plotseling vermaard worden. Maar ja, niemand weet het ooit.