Bzzlletin. Jaargang 11
(1982-1983)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
B. Traven
| |
[pagina 44]
| |
Een paard kan ik binnen de omheining, de corral, brengen en daar laten blijven. De deur hoeft maar losjes schijnbaar te sluiten, de onderste draad van de prikkeldraadomheining kan rustig hoger zijn dan halfweg zijn buik, hij zal niet proberen uit de corral te komen, ook niet als hij half verhongerd is en hij twintig meter verderop het heerlijkste weiland ziet, ook niet als vlakbij een hengst hartstochtelijk hinnikt. Het paard is te dom om een uitweg te vinden uit de corral. Met de ezel gaat dat heel anders. Die staat niet zo hulpeloos voor de poort als het zogenaamd verstandige paard. De ezel trekt het touw los, of hij schuift de balk opzij, of hij duwt met muil en hoeven de deur open. Ik heb in een corral, waar het onderste prikkeldraad amper veertig centimeter boven de grond was, een ezel gehouden, in de mening dat er niets gebeuren kon. Maar hij kwam eruit en kwam er 's avonds ook weer in voor zijn dagelijkse portie mais. Hij ging naar het hek, ging op zijn zij liggen, en schoof op die manier zijn lijf onder het prikkeldraad door naar buiten en 's avonds weer naar binnen, zonder ook maar een schram op te lopen. Dat zou ik wel eens een paard willen zien doen. Een paard laat rustig toe dat een varken of een ander dier de voor hem bestemde mais afpikt. Daarom noemen wij hem een voornaam, aristocratisch dier. De waarheid is evenwel, dat hij uit domheid zijn mais laat stelen, of uit angst voor het woedend gegrom van het varken. Laat een varken, of een veel sterker muildier, maar eens proberen een gezonde, normale ezel zijn mais te ontstelen! Het varken probeert het maar één keer, gaat er dan jammerend en klagend vandoor en waagt het niet meer zelfs maar in de buurt te komen. In slaan en bijten is de ezel veel bedrevener en trefzekerder dan het paard; ook slaat hij niet wild erop los, bedenkt vantevoren heel precies waar hij de klap wil uitdelen. Maar daar raakt hij dan ook. Zoals men in Europa de intelligentie van de ezel ver onderschat - net als in honderd andere gevallen helaas alleen omdat men zich niet los kan maken van een geijkte uitdrukking, in dit geval ‘de stomme suffe ezel’ - en zo onderschat men ook de intelligentie van het varken. Het varken wordt sinds eeuwen uitsluitend gezien als een dier voor de slacht, en nooit wordt hem ook maar een kleine kans gegeven om zijn intelligentie te ontplooien. Als men het varken dezelfde levensduur zou gunnen, die het paard, de kat of de hond krijgen, dan zou men tot hoogst merkwaardige ontdekkingen komen. Ik heb de ervaring opgedaan, dat de aangeboren intelligentie van het varken beslist gelijk is aan die van de hond, en ik ben ervan overtuigd, dat als aan het varken generaties lang dezelfde ontwikkelingskansen gegeven zouden worden als aan de hond, dit dier de hond in intelligentie de baas zou zijn. Het varken rolt niet door de modder uit voorliefde voor drek, maar uit voorliefde voor properheid. Wel moet gezegd worden, dat de modder in de vieze varkensstal van een Europese boer zich niet leent voor het gezochte doel. Maar dat is niet de schuld van het varken, en wel die van de vieze boer. Hier, waar de varkens vrij rondlopen, komt men er spoedig achter, waarom het varken door de modder rolt. Want zodra het dik onder de modder zit, gaat het in de zon liggen of staan. Niet uit luiheid, maar om de modder hard te laten worden. Als dan de korst van modder zo hard geworden is als gebakken leem, gaat het varken naar een boomstam en wrijft de korst weer af. Daarop knort het van welbehagen, ook dit keer niet uit luie varkenswellustigheid, maar uit zo'n soort behaaglijkheid als wij ondervinden na het succesvol ontluizen, als wij eerst wekenlang door luizen geplaagd zijn geweest. Want het varken is vergeven van alle mogelijke parasieten, teken en andere insekten, die zich in zijn huid boren en daar een verschrikkelijke jeuk teweeg brengen. In de huid zitten alleen maar de koppen van de insecten, het lijf steekt naar buiten. Door de modder wordt het insect ingekapseld, door het hard worden van de modder komt het vast te zitten in de korst, en door het afschuren van de korst worden de insecten uit de huid getrokken. Men moet maar eens zo'n afgeschuurde korst onderzoeken, dan ziet men met verbazing hoe vol ongedierte die zit. Ik heb nog nooit gehoord, dat een jaguar of een bergleeuw een zwijn hebben aangevallen. En dat heus niet omdat een jaguar niet houdt van varkensvlees. Verre van dien. Als hij er maar aan zou kunnen komen! De jaguar weet best, dat hij van een gevecht met een zwijn niet meer ongedeerd thuiskomt. Als je in het woud of in de rimboe door een jaguar of door een leeuw verrast wordt, hoef je nog niet jezelf als verloren te beschouwen, ook niet als je ongewapend bent. Want allebei, jaguar zowel als leeuw, zijn van nature beducht en het zijn beslist geen grote helden. Zij laten zich ook om de tuin leiden. In ieder geval is er hoop. Per slot van rekening is er misschien ook nog een boom in de buurt. Maar als je door een aantal wilde zwijnen wordt verrast, die op dat moment agressief zijn, en je hebt dan geen wapen of niet genoeg patronen, kun je rustig zeggen, dat op deze plek en deze dag het lieve leven afgelopen is. Ook de mooiste en hoogste boom brengt geen uitkomst. De zwijnen gaan erbij liggen en wachten. Ze vallen ook zonder pardon aan, ze gaan volgens een krijgsplan te werk, zelfs lossen zij elkaar af. Door geen geschreeuw, door geen stenen, ook niet door dreigend zwaaien met de knuppel laten zij zich verjagen. Zij gaan de slagen wel uit de weg. Maar wie naar voren uithaalt, wordt van achteren in zijn benen geramd, zodat hij onderuit gaat. Als dat een tijdje zo duurt, komen er ook nog andere zwijnen te hulp en dan wordt het pas ernst. De ezel en het varken lijken mij prima voorbeelden voor de tyrannieke heerschappij en de onaantastbare macht van loze zegswijzen en ingekankerde conservatieve begrippen, die ons vrij en onafhankelijk denken in hun ban hebben. Het vieze, volgevreten en luie varken, en de stomme, koppige en trage ezel hebben zich volgens deze beelden zo vastgezet in de wereld van onze ideeën, dat wij helemaal geen moeite doen te onderzoeken of die termen wel kloppen. Een volk, dat het zou proberen het zwijn of de ezel in zijn wapenschild te voeren, zou zich zeker het hoongelach van de hele wereld op de hals halen. En dat alleen maar, omdat wij uitgeleverd zijn aan de heerschappij van woorden en zegswijzen, die wij, zonder er verder enige aandacht aan te schenken, napraten.
(Vertaling van Josephine Tilly) |
|