van het exterieur intussen naar de kroon werd gestoken door de gevel van een wat verder gelegen overbuur: het klooster van de, zoals de volkmond wilde, Rijke Zusters van het Arme Kind Jezus. In de zomer van 1931 of 1932, Adolf Hitler had nog niet beslag op de macht kunnen leggen en de Rijksdagbrand was nog niet ontstoken, overschreed ik voor de eerste en laatste maal de drempel van het Grand Hôtel du Levrier et de l'Aigle noir om er, onder de hoede van gefortuneerde Brusselse verwanten en door tussenkomst van een rietje een glas ranja tot mij te nemen, al zal ranja in die somptueuze omgeving wel orangeade hebben geheten. Aangezien ik toen in brede kring doorging voor een opvallend aanvallig knaapje (een kunstgebit, een kromme rug, een bril en steeds dunner wordend haar: dat alles leek nog zo oneindig ver weg) viel ik in mijn Little Lord Fauntleroy-uitdossing (een vrijwel natuurgetrouwe kopie, behoudens dan de daarmee niet in overeenstemming zijnde eeuwig knellende lakschoentjes die zich uitsluitend met behulp van een haakje lieten dichtknopen) vrijwel niet op in de lounge waarin wij waren neergezegen. Ik was heel en al het type jongetje dat in zo'n Grand Hôtel ook bij het lagere personeel van harte welkom is omdat het er zo helemaal in leek thuis te horen. Natuurlijk wist ik toen nog niet dat Jozef Alberdingk Thijm, en nadien diens jongste zoon Lodewijk van Deyssel, vele malen in dit hotel was afgestapt; en dat het ook onderdak had geboden aan de classicus en componist Alphons Diepenbrock en diens vriend de classicus Aegidius W. Timmerman. Deze laatste zou overigens in
Tim's herinneringen de indrukwekkende hotelnaam op haast onbetamelijke kneuterige wijze terugbrengen tot Het Haasje!
Met het bovenstaande vertel ik volstrekt niets nieuws aan Jeroen Brouwers, die weliswaar nooit in het Grand Hôtel du Levrier et de l'Aigle noir logeerde, maar die er wel heeft gewoond. Zijn vader immers was vanaf 1952 enige jaren bedrijfsleider van dat hotel, zij 't ook dat het toen al niet meer als zodanig maar als ‘Hotelvakschool’ was gaan functioneren. In 1952 was Jeroen Brouwers een jongen van twaalf, wat impliceert dat hij aan dit enkele jaren permanent woonachtig zijn in een hotel een schat aan herinneringen moet hebben overgehouden, hoezeer toen al verval en ontluistering hadden toegeslagen. Verhoopt mag intussen worden dat hij, nadat hij zijn Indische jaren van zich zal hebben afgeschreven, nogmaals - op papier - zijn intrek zal nemen in dat Maastrichtse Grand Hôtel waar zich dan toch maar liefst drie van zijn levensjaren, en niet de geringste, want die van zijn puberteit, hebben afgespeeld.
Met het oog op een artikel in voorbereiding over Lodewijk van Deyssel en Marcel Proust, nu nog even nagaan of zich ook andere Tachtigers op enigerlei wijze hebben uitgelaten over de Schepper van A la recherche du temps perdu. Dat blijkt alleen maar het geval te zijn bij Frans Erens die zich overigens beperkt heeft tot La Prisonnière, het zesde deel van de beroemd geworden cyclus. Wat Erens tegenstond wás dat Proust de lezer tyranniseert:
Door ieder auteur moet een ruimte worden opengelaten tot een zekere suggestie, maar Proust is niet zo vrijgevig. Hij zegt alles zelf, snijdt voor de lezer alle wegen af en laat hem voortdurend aan de ketenen lopen, waarin hij hem heeft gesloten.
Ook vond Erens 't bedenkelijk dat in het werk van Proust het sentiment gekristalliseerd wordt door de rede: ‘Evenals het water tot ijs wordt vervormd en gaat glinsteren in het licht, zo verkilt daar de rede het sentiment. Er ontstaat dan iets moois om te zien, maar de warmte, de gloeiing van het gevoel is verloren gegaan.’
Lees je zo'n tekst op een drukkend warme zomeravond, dan gebeurt er iets dat Erens zeker nooit kan hebben bedoeld en dat hij ook niet heeft kunnen voorzien. Van zijn woorden gaat een eigenaardige werking uit die zich niet anders laat omschrijven dan als verkoeling brengend. De bliksemsnelle vervorming van water tot glinsterend ijs doet mij bovendien langs associatieve weg, dus heel en al à la Marcel Proust zelf, terugdenken aan het grote maar in feite goedkope succes, ooit behaald bij een van mijn tafeldames aan het dessert van een diner, juist toen het geflambeerde kersenijs zou worden opgediend. Mij leek dit het aangewezen ogenblik om Proust te plagiëren door fragmentarisch de lyrische ontboezeming ten beste te geven over ijs in 't algemeen en over ongewoon kunstig samengestelde danwel opgebouwde sorbets in 't bijzonder. Ik bedoel nu de ontboezeming die, in La Prisonnière, ontbloeit aan de lippen van Albertine wanneer zij tegenover de verteller, dus tegenover Proust zelf, de nogal opzichtige ijsgewrochten van het Ritz-hotel désavoueert ten gunste van de door monsieur Swann geprefereerde, oog en smaak gelijkelijk strelende, ijscreaties van de confiserie Rebattet, bij wie trouwens ook Madame Verdurin de petit fours was gaan betrekken nadat zij van Swann vernomen had dat Rebattet nu eenmaal op dit gebied moest worden aangemerkt als het eerste huis ter plaatse, absoluut te verkiezen boven het Ritz-hotel of boven de toch ook door de upper-ten van de Parijse faubourg Saint-Honoré druk gefrequenteerde confiserie Poiré-Blanche.
Het succes bij mijn tafeldame mocht dan ogenschijnlijk groot zijn, ik voelde mij toch hard toe aan de mokka en de Courvoisier om daarmee de wrange smaak weg te spoelen van mijn mij vergrijpen aan Proust. Aanvankelijk was deze immers smartelijk getroffen toen hij Albertine over die room- en vanille-ijsgeneugten hoorde praten met gebruikmaking van ‘des images si écrites et qui me semblaient réservées pour un autre usage plus sacré. Je trouvais que c'était un peu trop bien dit, mais elle sentit que je trouvais que c'était bien dit.’ Even later wijkt de hem ten overstaan van Albertine aanhoudend kwellende jalousie voor de duur van enkele tellen en maakt Proust zich zowaar zelf wijs dat er een rijkdom aan poëzie in Albertine's ontboezeming besloten ligt. Het hele incident wordt dan afgesloten met deze zin: ‘Je préférais la géographie pittoresque des sorbets, dont la grâce assez facile me semblait une raison d'aimer Albertine et une preuve que j'avais du pouvoir sur elle, qu'elle m'aimait.’ Alleen al deze laatste zin draagt voldoende stof aan voor een uitvoerige beschouwing. Het is er mij echter alleen om te doen even die indirecte zelfkritiek naar voren te halen: ‘la grâce facile’ of, om met Erens te spreken: iets moois om te zien, maar ook iets kouds omdat de warmte, de gloeiing van het gevoel verloren is gegaan.
Intussen, zo bedenk ik nu, zullen niet veel bewonderaars van Proust mij kunnen nazeggen, dat zij reeds in hun allervroegste jeugd, zo'n zes à zeven uur na hun ter wereld komen, geconfronteerd werden met het Proustiaanse universum. Het is zelfs niet bij voorbaat uitgesloten dat op heel deze aardbol ik de enige ben die zich daarop beroemen kan en die zich daarop nu dan ook enigszins omstandig zou hébben beroemd wanneer niet tegelijkertijd de wellevendheid van mij zou hebben gevergd, als niet relevant of zelfs als volslagen onbelangrijk, weg te wuiven wat mij dan toch maar in feite overkomen is! Van mijn geboorte, in het midden-Limburgse stadje Roermond ging mijn vader, zoals alle andere vaders, aangifte doen bij de burgerlijke stand. Maar lang niet alle vaders zullen, zoals de mijne, op de markt, ter hoogte van het gemeentehuis zijn aangesproken, nogwel in het Frans, door iemand die zich kenbaar maakte als een Parisienne en die de weg naar het Munsterhotel was kwijtgeraakt. Mijn vader wees haar terecht (een gemakkelijke opgave want Markt, Varkensmarkt, Steenweg, Munsterhotel lagen in één bijna kaarsrechte lijn) en vertrouwde haar tevens toe, hetzij uit pure vreugde over zijn vijf jaar lang verhoopte vaderschap, hetzij om te koketteren met de excellente wijze waarop hij het Frans beheerste, dat hij enkele uren geleden een stamhouder had gewonnen. Deze onverwachte confidentie verrukte onze Parisienne dermate dat zij te kennen gaf 't zich tot een bijzondere eer te rekenen wanneer zij haar opwachting bij het wiegekind zou mogen maken, een genoegen dat mijn vader haar niet kon noch wilde onthouden. En zo gebeurde 't dan dat nog diezelfde dag een dame zich over