[Nummer 98]
[Jeroen Brouwers]
Jeroen Brouwers zelfportret op 1 augustus 1969.
Jeroen Brouwers, zomer 1970.
Jeroen Brouwers met op de achtergrond de ‘Marollen’ wijk van Brussel, 1969, het jaar van Groetjes uit Brussel.
‘Allengs méér kan Vlaanderen jou gestolen worden en al dat geschrijf over Vlaanderen van je daar rust geen zegen op. Reeds beginnen ze je voor een Vlaming aan te zien, dat is moordend voor een Hollander ().’
‘Vlaanderen is de kuil in mijn bestaan, mijn bitter lot, mijn onontkoombaarheid.’
(Mijn Vlaamse jaren)
Jeroen Brouwers, Brussel 1971.
‘(...) in vijf weken tijds dat ik mij niet heb geschoren is op mijn bovenlip, afhangend tot naast de mondhoeken, een snor gegroeid, op mijn kin en wangen staat een zwarte baard.’
(Zonder trommels en trompetten)
‘Ik droeg een baard, omdat ik mijzelf de gelofte had gedaan dat ik mij niet zou scheren voordat ik weer iets behoorlijks had geschreven; voornamelijk droeg ik een baard uit ongeïnteresseerdheid en levensluiheid.’
(De Exelse testamenten)
Jeroen Brouwers en zijn uitgever Theo Sontrop, Amsterdam, 2 mei 1981.
Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Sontrop werd hem de bundel Rose verhalen aangeboden.
‘In 1975 kwam de directeur van De Arbeiderspers, Theo Sontrop, hier. Hij vroeg of ik nog wel eens wat schreef. Nee. Nauwelijks. “Nou”, zei hij, “Schrijf!” Ik vroeg of hij het uit wilde geven. Hij antwoordde: “Ik ben er geil op om dat uit te geven!”’
(Jeroen Brouwers in een interview met Jan Brokken, Haagse Post 7 november 1981)