Richter Roegholt
Enige herinneringen aan Annie Romein
Toen ik jong was, had de naam van Jan en Annie Romein een magische klank. Het was oorlog en alleen al die titels De lage landen en de Erflaters hadden aantrekkingskracht op een groot deel van het ontwikkelde publiek.
Het gold in die tijd als een ‘geheim voor ingewijden’, dat de beste stukken of gedeelten van ‘háár’ afkomstig waren. Waar dit stellige gerucht vandaan kwam, weet ik niet meer. Wel weet ik, dat ik het later onzin ben gaan vinden. Het werk is van Jan en Annie samen en voor de lezer zijn zij als auteur ondeelbaar. Of het mogelijk is, op grond van authentieke bronnen een scheiding te maken tussen beider aandeel in het gemeenschappelijke product, zal uit nader onderzoek moeten blijken.
Na de oorlog, toen ik geschiedenis ging studeren en toen de Koude Oorlog bezit van ons nam, voelde ik me persoonlijk in de steek gelaten en ontgoocheld door het feit dat een aantal zo eminente mensen vasthield aan het verdoezelen en vergoelijken van de ernstige misstanden in de Sovjet-Unie. Ik meende ook, dat zij hun ogen sloten voor de kiemen van totalitarisme die te vinden waren in het werk van Lenin en, nog verder terug, reeds in de structuur van het marxistische systeem.
Dit leidde ertoe, dat ik onvriendelijke stukken schreef over de mensen rond De Vrije Katheder en De Nieuwe Stem, eerst in Propria Cures, later in Het Vrije Volk. De betrokkenen zullen het zich niet erg hebben aangetrokken, maar in een beschouwing over mijn samenwerking met Annie Romein in de jaren '70 mag het niet onvermeld blijven.
De fellow travellers zagen, zonder zelf communist te zijn, de Sovjet-Unie als de draagster van de ware vooruitgang. Zij waren intellectuelen, die bereid waren ter wille van het heil van de mensheid hun specifieke vrijheid naar het tweede plan te schuiven. Zij brachten een groot offer: door de anti-communisten gewantrouwd, waren zij niet minder het doelwit van kwetsende aanvallen in De Waarheid.
Stellig ontleenden zij aan hun positie in wankel evenwicht een intellectuele en morele trots. Trouw blijven aan het ideaal dat in oktober 1917 zo verblindend mooi was geweest, was voor Annie Romein de kern van haar politieke keuze. Daarbij was ze achterdochtig. Ze wantrouwde vooral de renegaten, de overlopers naar het andere kamp; hun overtuiging kon wel eens door eigenbaat gevoed zijn. Dat zou haar niet overkomen.
De Koude Oorlog week naar de achtergrond. In het Vietnamtijdperk werd blijvende steun aan Amerika precies zo paradoxaal als de trouw van de fellow travellers aan het communisme: het vergoelijken van misdaden onder het motto dat daar ‘uiteindelijk’ een betere toekomst of een grotere vrijheid uit zou voortkomen.
Ik begreep nu, hoe het kwam dat onder de fellow travellers de aardigste mensen en de interessantste schrijvers scholen. Ik bleef hun positie afwijzen, maar ik voelde sympathie voor het menselijk drama in hun geest. Het waren 18e-eeuwers die in de vooruitgang geloofden en hiervoor alleen een andere vorm hadden gekozen dan ikzelf. Tussen de verschillende plaatsen waarop men het accent kon leggen, bestond een uitgebreid gebied waarop men elkaar kon ontmoeten.
Ik leerde Annie persoonlijk kennen in de NVSH, waar ik eindredacteur van het verenigingsorgaan Verstandig Ouderschap was. Annie publiceerde hierin stukjes over ‘zedelijkheid en schijnheiligheid’, die later door de NVSH gebundeld werden uitgegeven. Ze was ook lid van de redactieraad, een ornamenteel adviescollege dat twee keer per jaar bijeenkwam. Onze contacten verliepen daar geheel zonder wrijving.
Annelies Heinemeyer, de dochter van Jan en Annie, was in 1972 bereid als paranimf op te treden bij mijn promotie over De Bezige Bij. Het proefschrift viel, blijkens een brief die ik van Annie ontving, in goede aarde, waarschijnlijk vooral ook bij mensen in haar omgeving. Ze was al lang op zoek naar iemand die De lage landen bij de zee kon aanvullen met een naoorlogs hoofdstuk. Jan Romein was immers in 1962 gestorven. Als dit hoofdstuk er zou komen, wilde Reinold Kuipers van Querido's uitgeversmaatschappij er een geheel nieuwe editie van brengen, waarin ook de delen over proto- en praehistorie zouden zijn herschreven.
Het verzoek aan mij kwam van Annie persoonlijk; ik nam het aan zonder bang te zijn dat ik ruzie zou krijgen met iemand die als een ‘lastige dame’ bekend stond. Zou het mogelijk zijn, een hoofdstuk te schrijven dat goed bij het werk van Jan en Annie Romein zou aansluiten?
Hoewel Jan Romein het marxisme heel verdund toepaste, behield hij steeds een grote behoefte aan leerstelligheid en aan het geloof in wetmatigheden. Hoewel Annie Romein verre van een gelovige was, kon ze de marxistische aanpak uitstekend dienstbaar maken aan haar diepe behoefte aan oppositie en een kritische houding. Daardoor is hun gezamenlijk werk zo leesbaar. De leerstelligheid geeft er een verleidelijke helderheid aan; de kritische toon garandeert de lezer dat hij au serieux wordt genomen en geen zoete koek gevoerd krijgt.
Ik ben geen marxist; ik geloof niet dat er wetmatigheden in de geschiedenis bestaan die tot voorspelbaarheid kunnen leiden. Ik zie op zijn best onderling samenhangende processen en herkenbare patronen, die de gebeurtenissen begrijpelijk, althans verwerkbaar kunnen maken. Zonder oorzaak-en-gevolg constructies kunnen we niet leven, maar we moeten ons ervan bewust zijn, dat we ze achteraf construeren en dat je er vooraf nooit zeker van kunt zijn.
Misschien is het te danken aan het grote verschil in opvatting, dat mijn bijdrage op geen enkele tegenstand bij Annie is gestuit. We hebben over een paar punten van ondergeschikt belang overleg gepleegd, maar in feite is haar invloed op mijn hoofdstuk nihil geweest. Misschien zou bij meer verwantschap een scherpere discussie over nuanceverschillen zijn ontstaan.
Het lag zeker niet aan tijdgebrek, want zo was Annie niet: dan had de uitgever nog maar een maandje of langer moeten wachten. Zij hield onbekommerd vast aan de opvatting dat een uitgever een ondernemer was, die met háár werk goed geld verdiende. Met zo iemand hoefde je niet te veel égards te hebben.
Dit speelde zich af in de eerste helft van 1973, want het boek