Het geboortehuis van Ida Gerhardt kort voor de sloop.
1970
De Ravenveer verschijnt, wederom bekroond met de poëzieprijs van de stad Amsterdam.
1971
Verschijning van het ‘declamatorium’ Twee uur: de klokken antwoorden elkaar.
1972
Verschijning van De Psalmen, in samenwerking met Marie van der Zeyde, uit het Hebreeuws vertaald. Over het vertalen schreef Van der Zeyde:
In deze vertaling is van ons beiden alles gaan zitten wat wij hadden. Een met de jaren gegroeide vertrouwdheid met de bijbel; een decenniënlange omgang met de poëzie; gewendheid om te luisteren naar teksten en te luisteren naar mensen (dat was immers ons vak); liefde voor de eigen taal en begrip voor haar mogelijkheden. En daarbij dan gevoegd alle vreugdevolle en bittere ervaringen die zestig levensjaren hebben opgeleverd, en waardoor je zo vaak met de psalmdichter in een broederlijke gemeenschap wordt opgenomen.
1974
Vijf vuurstenen verschijnt, grotendeels geschreven in het buitenland (Ierland). Van Bilthoven verhuisden Van der Zeyde en Gerhardt naar Eefde (Gelderland), maar 's zomers verblijven zij meestal in het buitenland. Ongewoon fel is Kees Fens, die eerder zeer positief over haar werk schreef, in de Belgische De Standaard:
De poëzie van Ida Gerhardt is hoog van toon en taal en inhoud. Hoe hoger, hoe dieper de val. Ontbreekt de spanning, kunnen de woorden niet meer dan hun retorische kant representeren, dan klapt alles in elkaar en dat niet alleen: mede door het sterke traditionele karakter van de verzen blijkt dan ineens hun ouderwetsheid. Maar het allerergste: de vaak aanwezige profetische visie wordt ineens een opgeheven wijsvinger van een moraliste die niet kan ophouden met gevaren te zien.
(3-5-1974)
1979
Het Sterreschip verschijnt, deze bundel wordt vier maal herdrukt binnen een jaar. Ida Gerhardt krijgt de prijs voor meesterschap van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde op 3 november uitgereikt in een stampvol Groot Auditorium van de Universiteit van Leiden. Uit het juryrapport:
(...) heeft Ida Gerhardt zich toegelegd op dit in de vorm ‘invangen’ van het diepste verlangen en steeds schiep zij uit de chaos de kosmos van het vers. Dat vers heeft zij bovendien - uit verwondering - in talloze gedichten tot onderwerp van bespiegeling gemaakt en steeds weer blijkt hoe zij het als een organisme ervaart, waarvan alle onderdelen in een zinvol verband zijn opgenomen. (...)
1980
Behalve een herdruk van Twee uren verschijnt de bundel Nu ik hier iets zeggen mag, redevoeringen van Ida Gerhardt die zij hield bij het ontvangen van de M. Nijhoffprijs (1968), Culturele prijs Arnhem (1970) en Prijs voor Meesterschap (1979) en bij de presentatie van het getoonzette Boek der Psalmen in de Priorij Regina Pacis te Schoten (Antwerpen) in 1975.
Uit het dankwoord voor de Arnhemse cultuurprijs: ‘Al mijn gedichten zijn in wezen brieven aan mijn land’. In het al genoemde interview zei Gerhardt t.a.v. haar ‘opdracht’:
Je moet niet bezig zijn met voortdurend in de spiegel te zien. Dan valt er niet te werken. Ik trek me aan: land, volk en taal. Dat behoort voor mij bij elkaar. Waarom praten de poëtasters zoveel over geslachtsorganen en excrementen? Dat is een spel voor kinderen tot acht jaar. Ik begrijp het heel goed; ik ben er niet door geshockeerd; maar je moet zelftucht kennen; je voelt je opdracht des te strenger.
1980
Nadat er al jaren door velen voor was gepleit, krijgt Ida Gerhardt de grootste Nederlandse prijs voor literatuur, als eerste dichtende vrouw (Anna Blaman was de eerste vrouw), de P.C. Hooftprijs.
Bronnen:
M.H. van der Zeyde, De hand van de dichter, over Ida Gerhardt, Amsterdam, 1974
Artikelen van Ben Bos / Harry van Santvoort, Jan Engelman, Kees Fens, Henriette Roland Holst, Marie van der Zeyde.
Juryrapport van Maatschappij der Nederlandse letterkunde, 1979.